Voor wie moeten we bidden ?

Voor wie moeten we bidden ? #

Men moet bidden voor alle mensen die op de wereld zijn. #

Na uitgelegd te hebben wat men moet vragen, zal de pastoor ook aan de gelovigen leren voor wie ze moeten bidden. Het gebed omvat de smeekbede en de dankzegging ; we zullen eerst over de smeekbede spreken.

Men moet bidden voor alle mensen, zonder te letten op vijandschap, zonder onderscheid van volk of godsdienst. Ook een vijand en een vreemdeling en een ongelovige is onze naaste ; en vermits God ons gebiedt onze naaste te beminnen, volgt daaruit dat we voor hem moeten bidden, want bidden is een liefdeplicht. Ook de Apostel wekt ons daartoe op: “Ik smeek dat er gebeden worde voor alle mensen„ 1. Men zal eerst bidden voor de belangen van de ziel, daarna voor die van het lichaam.

Voor wie moet men vooral bidden ? #

Die verplichting van het gebed moeten we echter eerst en vooral vervullen tegenover de herders van onze zielen ; dat leert ons het voorbeeld van de Apostel. Hij schrijft immers aan de Colossers, dat zij voor hem moeten bidden, opdat God hem een deur zou openen om te prediken 2 ; ook aan de Thessalonicensen vraagt hij gebeden 3. En in de Handelingen der Apostelen lezen we : “Zonder verpozen werd er door de kerk tot God gebeden„ 4 voor Petrus. De heilige Basilius, in zijn boek “over de zeden„ wijst ook op die plicht: hij zegt dat we moeten bidden voor degenen die gelast zijn met het verkondigen van het woord der waarheid. 5.

Ten tweede moeten we bidden voor de prinsen, volgens het woord van dezelfde Apostel 6 : iedereen weet toch van hoe groot belang het is voor de gemeenschap, vrome en rechtvaardige prinsen te hebben. Daarom moeten we God bidden, dat ze waardig mogen zijn om anderen te besturen.

Het voorbeeld van heilige mensen leert ons verder dat we ook moeten bidden voor de goeden en rechtvaardigen. Die hebben immers de gebeden van anderen nodig : met hun te laten voelen dat de hulp van hun minderen hun noodzakelijk is, heeft God willen beletten dat zij hovaardig worden.

We moeten bidden voor onze vijanden en voor de vijanden van de Kerk. #

De Heer heeft ons geboden te bidden voor degenen die ons vervolgen en lasteren 7. Volgens het getuigenis van de heilige Augustinus bestaat ook in de Kerk, vanaf de tijd der Apostelen, de gewoonte van te bidden voor degenen die niet tot de Kerk behoren : voor de gelovige, om voor hen het geloof te bekomen ; voor de afgodendienaars, opdat zij van hun goddeloze dwaling bevrijd worden ; voor de Joden, opdat zij de duisternis van hun geest afschudden en het licht van de waarheid aannemen ; voor de ketters, opdat hun ziel terug gezond moge worden en zij zich laten onderwijzen in de voorschriften van de katholieke lering ; voor de afgescheurde christenen, opdat zij door de band van de liefde terug verenigd worden in de gemeenschap van de Kerk, hun allerheiligste Moeder, waarvan zij afgeweken zijn. Dat de gebeden, die uit ganser harte gedaan worden voor al die mensen, grote kracht bezitten, dat blijkt uit de vele voorbeelden van mensen van alle soort, die dagelijks door God overgebracht worden van de macht der duisternissen naar het rijk van de Zoon zijner liefde 8, die vaten van gramschap waren en vaten van barmhartigheid worden 9. Alwie juist oordeelt, mag niet betwijfelen dat het gebed van vrome mensen daartoe machtig veel bijdraagt.

We kunnen ook de overledenen helpen door onze gebeden. #

Het gebruik van te bidden voor de overledenen, om hen te bevrijden uit het vagevuur, komt ook uit de lering van de apostelen voort. Daar hebben we genoeg over gezegd, als we handelden over het Heilig Misoffer.

Zij die doodzonde bedrijven, worden niet geholpen door het gebed van anderen. #

Voor degenen die doodzonde bedrijven, kan het gebed van anderen weinig nut opleveren. Toch vraagt de christelijke liefde dat we voor hen bidden en tranen storten om te trachten hen met God te verzoenen.

Hoe moeten we de verwensingen uitleggen die we in de Heilige Schriftuur aantreffen ? #

De verwensingen, die heilige mannen tegen de boosdoeners uitgesproken hebben, zijn, volgens het oordeel van de heilige Vaders, ofwel voorzeggingen van hetgeen hun te wachten stond, ofwel vermaledijdingen tegen de zonde, die moet sterven om aan de mensen het leven te laten.

Het dankgebed. #

In het tweede deel van het gebed danken we God voor de goddelijke en onsterfelijke weldaden waarmede Hij altijd het mensdom overladen heeft en nog dagelijks overlaadt. Maar vooral danken we Hem om wille van al de heiligen : wij loven Hem zoveel we kunnen, omdat de heiligen, dank aan zijn goedheid, over al hun vijanden, zowel innerlijke als uiterlijke, de overwinning behaald hebben,

Het schoonste dankgebed. #

Die vorm van dankgebed vinden we in het eerste deel van de groet van de engel, dat wij als gebed gebruiken : “Wees gegroet, Maria, vol van gratie, de Heer is met U, gebenedijd zijt gij boven alle vrouwen„ We brengen aan God de hoogste lof, en zeggen Hem onze innigste dank, omdat Hij de allerheiligste Maagd met de overvloed van de hemelse gaven overladen: heeft ; en de Maagd zelf wensen wij geluk om die bijzondere gunst.

Terecht heeft de Heilige Kerk bij die dankzegging een smeekbede gevoegd tot de allerheiligste Moeder van God ; door dat smeekgebed nemen we godvruchtig en ootmoedig onze toevlucht tot Haar, we vragen dat Zij ons, zondaars, door haar voorspraak met God zou verzoenen en voor ons de gunsten zou afsmeken die nodig zijn voor dit en voor het eeuwig leven. Wij bannelingen, kinderen van Eva, die dit tranendal bewonen, wij moeten dus aanhoudend de Moeder van barmhartigheid, de Voorspreekster van het gelovige volk aanroepen, opdat Zij bidde voor ons, zondaars; wij moeten van Haar, door ons gebed, hulp en bijstand afsmeken : iedereen weet immers dat haar verdiensten groot zijn bij God en dat Zij het mensdom ten zeerste genegen is ; dat te loochenen, zou misdadig en goddeloos zijn.


  1. I Tim, II, 4. ↩︎

  2. Col. IV, 3. ↩︎

  3. I Thess. V, 3. ↩︎

  4. Act. XII, 5. ↩︎

  5. S. Basil., Moral. Reg. 56, cap. 5. ↩︎

  6. I Tim. II, 2. ↩︎

  7. Matth. V, 44. ↩︎

  8. Col. I, 13. ↩︎

  9. Rom. IX, 22. ↩︎