Vierde Gebod

VIERDE GEBOD. #

Eer uw vader en uw moeder, om lang te leven in het land dat de Heer uw God u geven zal.

Verhevenheid van dit gebod. #

De geboden die we tot hiertoe behandeld hebben, zijn de eerste in kracht en waardigheid; die nu volgen komen op de tweede plaats, maar zijn niet minder noodzakelijk, De eerste hebben rechtstreeks betrekking op God, die ons einde is ; deze onderrichten ons in de liefde tot de naaste onrechtstreeks leiden zij ons ook tot God, vermits we om wille van Hem ook de naaste beminnen. Daarom heeft onze Heer Christus gezegd dat het gebod van de naastenliefde gelijk is aan het gebod van de liefde tot God.

Het is haast niet te beschrijven hoeveel voordeel het vierde gebod oplevert; het brengt overvloedige en uitstekende vruchten voort, en is als het teken waaraan men kan zien dat we het eerste gebod naleven en onderhouden. “Wie zijn broeder niet bemint, die hij ziet, zegt de heilige Johannes, hoe kan hij God beminnen, die hij niet ziet ?, 1. Evenzo kan men zeggen : als we onze ouders niet eren en liefhebben, die haast altijd bij ons zijn, en die wij volgens God moeten beminnen : welke eer en liefde zullen wij dan bewijzen aan God, onze opperste en beste Vader, die wij niet zien ? Zo ziet men dat deze twee geboden overeenkomen.

Draagwijdte van dit gebod. #

Dit gebod strekt zich zeer ver uit : buiten hen die ons het leven gegeven hebben, zijn er vele anderen die wij moeten eren gelijk onze ouders, om wille van hun macht of waardigheid, of omdat we van hen afhangen, of om wille van hun verheven ambt en bediening.

Dit gebod verlicht ook de last van de ouders en van al de oversten ; immers, hun eerste plicht is te zorgen dat degenen die onder hun gezag staan, behoorlijk leven volgens de goddelijke wet; welnu, dit zullen ze gemakkelijk bekomen als iedereen begrijpt dat hij, op bevel van God zelf, verplicht is zijn ouders te eren.

Om daartoe te komen is het nodig dat men het verschil kent tussen de geboden van de eerste en de tweede tafel.

Verschil tussen de geboden van de eerste en de tweede tafel. #

Dat verschil moet de pastoor dus vooraf verklaren, en beginnen met te leren dat de tien geboden op twee stenen tafelen geschreven waren ; volgens de lering van de heilige Vaders bevatte de eerste tafel de drie geboden die we reeds uitgelegd hebben ; al de andere geboden stonden op de tweede geschreven. Die veredeling Is zeer gegrond, en toont het onderscheid aan tussen de geboden. Al wat, in de Heilige Schriftuur, door de goddelijke wet opgelegd of verboden wordt, heeft betrekking op de liefde tot God of de liefde tot de naaste ; alle verplichting kan tot die dubbele liefde teruggebracht worden. Welnu, de eerste drie geboden leren ons de liefde tot God ; al wat onze omgang en onze betrekkingen met de mensen betreft, is in de andere zeven geboden bevat. Het is dus niet zonder reden dat de tien geboden in twee reeksen verdeeld werden ; op elke tafel werd een van die reeksen geschreven.

Hoe hebben de eerste geboden betrekking op de liefde tot God, en de andere op de liefde tot de naaste ? #

De eerste geboden, waarover we tot hiertoe gesproken hebben, handelen over God, het opperste goed ; de andere, over het welzijn van de naaste. De eerste leggen ons de hoogste liefde op, de andere, de liefde die de hoogste meest benadert. De eerste hebben betrekking op het doel, de andere, op al wat naar het doel moet gericht worden.

De liefde tot God hangt van Hem zelf af : God is door zichzelf oneindig beminnelijk, niet om wille van een ander. De liefde tot de naaste vindt haar oorsprong in de liefde tot God, en moet daarnaar gericht worden als naar een vasten regel. Als we onze ouders liefhebben, aan onze meesters gehoorzamen, onze oversten eerbiedigen, dan moeten we dat vooral doen omdat God hun Schepper.is, en gewild heeft dat zij boven de andere mensen staan om ze in zijn naam te leiden en te beschermen. En vermits God ons beveelt hen te eerbiedigen, moeten we dat doen omdat God zelf hen die eer waardig acht. Daaruit volgt dat de eer, die wij aan onze ouders bewijzen, eerder aan God gegeven wordt dan aan de mensen. Bij de heilige Mattheus lezen we deze woorden van Jezus, als Hij over de eerbied voor de oversten handelde : “Wie u ontvangt, ontvangt mij„ 2 ; en in zijn brief aan de Ephesiërs schrijft de Apostel aan de slaven : “Gij, slaven, weest gehoorzaam aan uw meesters naar het vlees, met vrezen en beven, in de eenvoud van uw hart, gelijk aan Christus ; niet uit ogendienarij om aan mensen te behagen, maar als slaven van Christus„ 3.

De liefde tot God is onbegrensd, de liefde tot de naaste is beperkt. #

God kunnen we nooit genoeg eren, genoeg beminnen, genoeg dienen, vermits onze liefde tot Hem oneindig kan aangroeien. Daarom is het nodig dat onze liefde van dag tot dag vuriger wordt, want volgens zijn eigen bevel moeten wij Hem liefhebben uit heel ons hart, uit heel onze ziel, uit al onze krachten.

De liefde tot de naaste, echter, moet beperkt blijven. God gebiedt immers dat we onze naaste zouden beminnen gelijk ons zelf ; als iemand die maat overschrijdt, dan bedrijft hij grote zonde, omdat hij aan de naaste dezelfde liefde geeft als aan God. “Indien iemand tot mij komt, zegt de Heer, en niet zijn vader haat en zijn moeder en zijn vrouw en kinderen en broeders en zusters, en daarbij nog zijn eigen leven, die kan mijn leerling niet zijn„ 4. In dezelfde zin zegt Hij elders aan iemand die eerst zijn vader wilde begraven, en daarna Christus volgen : “Laat de doden hun doden begraven„ 5. Hetzelfde verklaart Hij nog duidelijker bij de heilige Mattheus: “Wie vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig„ 6.

Hoe moeten we onze ouders beminnen ? #

Het valt niet te betwijfelen dat wij onze ouders vurig moeten beminnen en eren; toch is het zeer nodig voor de godsvrucht dat wij God, de Vader en Schepper van allen, boven alles eren en dienen. Bijgevolg moeten wij onze sterfelijke ouders zo beminnen, dat al de kracht van onze liefde gericht wordt naar de hemelse en eeuwige Vader. Gebeurt het soms‚ dat de bevelen van de ouders in strijd zijn met de geboden van God, dan moeten de kinderen, zonder twijfel, de wil van God verkiezen boven het verlangen van de ouders, het woord van God indachtig : “Men moet eerder aan God gehoorzamen dan aan mensen„ 7.

Wat betekent, in dit gebod, het woord eren ? #

Na die uiteenzetting zal de pastoor het gebod woord voor woord uitleggen, en beginnen met het woord eren. Daardoor verstaat men, voor iemand grote achting hebben, en grote waarde hechten aan al wat hem aanbelangt. Met die eer gaan gepaard liefde, ontzag, gehoorzaamheid en gedienstigheid. Het is echter niet zonder reden dat alleen het woord eren in het gebod voorkomt, alhoewel de ouders ook moeten bemind en gevreesd worden. Immers, wie bemint, betoont daarom niet altijd eerbied en ontzag : wie vreest, bemint niet altijd. Maar als men iemand uit ganser harte vereert, dan bemint en vreest men hem ook.

Daarna zal de pastoor uitleggen wie bedoeld wordt door het woord vader.

Wie wordt hier bedoeld door het woord vader ? #

Alhoewel de wet hier op de eerste plaats spreekt over de vaders die ons het leven gegeven hebben, toch schijnt dat woord een bredere betekenis te hebben, zoals we gemakkelijk kunnen afleiden uit vele schriftuurteksten. Buiten de vaders die ons tot het leven geroepen hebben, spreekt de Heilige Schriftuur nog over andere vaders, die allen recht hebben op eerbied. Zo worden, op de eerste plaats, de bisschoppen, pastoors en priesters vader genoemd ; dit blijkt uit de brief van de Apostel aan de Corinthiërs : “Niet om u te doen blozen schrijf ik deze dingen ; maar als mijn lieve kinderen vermaan ik u. Want al hadt gij tienduizend pedagogen in Christus, toch hebt gij niet verscheidene vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het evangelie het leven gegeven„ 8. En in de Ecclesiasticus lezen we: “Laten wij die roemrijke mannen prijzen, onze voorvaders in hun nageslacht„ 9.

Men noemt ook vaders, degenen aan wie de macht of het gezag is toevertrouwd, of die de staat besturen. Zo werd Naaman door zijn dienaars vader genoemd 10.

Verder noemen we nog vaders, degenen aan wier zorg, trouw, rechtschapenheid en wijsheid anderen toevertrouwd worden, zoals de voogden, toezichters, meesters en leraars. Daarom gaven de kinderen van de profeten de naam van vader aan Elias en Eliseus 11.

Eindelijk geven we die naam aan ouderlingen en bejaarde personen, en die moeten we ook eren.

De pastoor zal er, in zijn onderrichtingen, nadruk op leggen dat we alle vaders moeten eren, tot welke soort ze ook behoren, maar vooral toch degenen die ons het leven gegeven hebben, vermits de wet ook hoofdzakelijk over hen spreekt.

De kinderen van christelijke ouders zijn hun een bijzondere eer verschuldigd. #

Onze ouders zijn voor ons de plaatsvervangers van de onsterfelijke God, en in hen vinden we het beeld van onze oorsprong ; zij hebben ons het leven gegeven ; van hen heeft God zich bediend om ons een ziel en verstand te geven ; zij hebben ons de sacramenten doen ontvangen, zij hebben ons onderwezen in de godsdienst, ons opgeleid als mens en als burger, ons reine zeden geleerd en een heilig leven.

De pastoor zal er op wijzen dat ook de moeder verdiende in dit gebod vermeld te worden ; daardoor wilde God ons in herinnering brengen al haar weldaden en diensten, de bezorgdheid en kommer waarmee zij ons in haar schoot gedragen heeft, de smart waarmee zij ons gebaard heeft en opgevoed.

Hoe moeten wij onze ouders eren ? #

Om onze ouders te eren zoals het behoort, moet de eer die wij hun bewijzen uit liefde en innerlijke genegenheid voortkomen. En die eer zijn wij hun verschuldigd om wille van hun gevoelens tegenover ons : zij vrezen geen werk, geen moeilijkheid, geen gevaar, en hun grootste vreugde is, te zien dat zij bemind worden door hun kinderen die hun zo lief zijn. Jozef, die in Egypte na de Pharao het hoogst in waardigheid en aanzien stond, ontving zijn vader met eer, wanneer die naar Egypte kwam ; en Salomon stond recht om zijn moeder te begroeten bij haar aankomst, betuigde haar zijn eerbied en deed haar plaats nemen op de troon aan zijn rechter hand.

De eerbied voor onze ouders legt ons nog andere verplichtingen op. Wij eren hen ook als wij van God afsmeken dat zij gelukken in al hun ondernemingen, dat zij bij de mensen eer en genegenheid vinden, dat zij aan God, en aan de heiligen in de hemel, mogen behagen.

Wij eren hen nog, als wij in onze handelingen hun wil en mening volgen. Die raad gaf Salomon in deze woorden : “Mijn zoon, aanhoor de wenken van uw vader, en verlaat de lessen niet van uw moeder, want ze zullen een sieraad zijn voor uw hoofd en een snoer voor uw hals„ 12. Diezelfde raad vinden we bij Sint-Paulus : “Kinderen, gehoorzaamt aan uw ouders in alles, want dat is aangenaam aan de Heer„ 13; dat wordt ook bevestigd door het voorbeeld van de heiligste mannen : Isaac gehoorzaamde nederig en zonder tegenstand als zijn vader hem vastbond om hem te slachtofferen; en de Rechabieten onthielden zich voor altijd van wijn, om nooit ongehoorzaam te zijn aan hun vader 14.

Wij eren onze ouders, als wij hun goede werken en levenswijze navolgen ; immers, de hoogste eer die men aan iemand kan geven, is hem te willen gelijken. En we eren hen ook, als we niet alleen hun raad vragen, maar hem ook volgen.

Hoe moeten we onze ouders in hun nood helpen ? #

Wij eren ook onze ouders als wij hun ter hulp komen, en hun verschaffen wat zij voor voedsel en kleding nodig hebben. Dat blijkt ut het getuigenis van Christus, die aan de Farizeeën hun liefdeloosheid verwijt : “Waarom overtreedt ook gijzelf het gebod van God, om wille van uw overlevering ? Want God heeft gezegd : Eer vader en moeder, en : Wie vader of moeder vloekt, moet gedood worden. Gij echter zegt: Alwie tot vader of moeder zegt: Tot offergave weze het nut dat gij uit mij kunt hebben, die moet zijn vader of zijn moeder niet eren. Het gebod van God hebt gij te niet gedaan door uw overlevering„ 15.

Altijd zijn wij verplicht onze ouders te eren en te helpen, maar toch vooral als zij gevaarlijk ziek zijn. Dan moeten we er voor zorgen dat zij niet nalaten hun zonden te biechten en de andere sacramenten te ontvangen, die de christen mensen moeten ontvangen bij het naderen van de dood ; we moeten vragen dat vrome en godsdienstige mannen hen dikwijls bezoeken om hen op te beuren als ze zwak zijn, hen te helpen met goeden raad, hun goede gesteltenissen nog op te wekken door de hoop op de onsterfelijkheid, en hun gedachten van de menselijke dingen af te trekken zodat zij zich gans aan God toevertrouwen. Zo zullen zij, onder het heilzaam geleide van het geloof, de hoop en de liefde, en gesterkt door de hulp van de godsdienstigheid, de dood niet vrezen, vermits die toch noodzakelijk is, en er zelfs naar verlangen omdat hij hun de toegang tot het eeuwig geluk verleent.

Hoe moeten wij onze ouders eren na hun dood ? #

Eindelijk eren we onze ouders nog na hun dood met hun een waardige begrafenis te bezorgen, met hun graf in eer te houden, met jaargetijden voor hen te doen opdragen, en met trouw en nauwkeurig hun laatste wilsbeschikkingen uit te voeren.

Hoe moeten wij de bisschoppen en priesters eren ? #

We moeten niet alleen onze ouders eren, die ons het leven gegeven hebben, maar ook de anderen die wij vader noemen : de bisschoppen en priesters, koningen, prinsen, magistraten, voogden, toezichters, meesters, leraars, ouderlingen en meer andere. Zij allen hebben recht op onze liefde, gehoorzaamheid en gedienstigheid, maar niet allen in dezelfde mate.

Over de bisschoppen en priesters zegt de Apostel : “De priesters die de vergaderingen goed voorzitten, ‘verdienen dubbel aanzien, vooral degenen die arbeiden met prediken en onderwijzen„ 16. De Galaten hebben aan de Apostel zulke grote bewijzen van liefde gegeven, dat hij hun welwillendheid met deze heerlijke woorden kon prijzen : “Ik geef u getuigenis dat gij, zo het doenbaar was, uw ogen zoudt uitgestoken hebben om ze mij te geven„ 17.

We moeten in het onderhoud van de priesters voorzien. #

Aan de priesters moeten we bezorgen al wat ze nodig hebben om te leven. Daarom zegt de Apostel : “Wie dient ooit als soldaat op eigen kosten ?„ 18. En in de Ecclesiasticus lezen we: “Eer de priesters, en zuiver u door de opdracht van uw handen. Geef hun, gelijk u bevolen is, hun deel van de eerstelingen en zoenoffers„ 19.

De Apostel leert ons ook dat wij hun moeten gehoorzamen : “Gehoorzaamt aan uw leiders en weest hun onderdanig. Zij waken immers over uw zielen omdat zij er rekenschap moeten over geven„ 20. En onze Heer Christus heeft zelfs geboden dat we ook aan onwaardige herders gehoorzamen : “Op de stoel van Mozes zitten de schriftgeleerden en Farizeeën. Doet en onderhoudt al wat zij u zeggen, maar volgt hun werken niet na. Want zij zeggen wat gij moet doen en doen het zelf niet„ 21.

Ook de burgerlijke overheid moeten wij eren. #

Hetzelfde moet gezegd worden over de koningen, prinsen, magistraten, en al de anderen aan wier gezag wij onderworpen zijn. Welke eerbied, gedienstigheid en ontzag wij hun verschuldigd zijn, dat zet de Apostel breedvoerig uiteen in zijn brief aan de Romeinen, en hij voegt erbij dat wij ook voor hen moeten bidden ; en de heilige Petrus zegt : “Weest onderdanig aan elke menselijke ordening, om de Heer ; hetzij aan een koning, als opperheer ; hetzij aan landvoogden, als door hem gezonden„ 22. Want de eerbied die wij hun bewijzen, stijgt op tot God : immers, elke waardigheid, ook de hoogste, verdient slechts door de mensen geëerd te worden omdat zij een beeld is van de goddelijke macht ; ook eren wij daardoor de voorzienigheid van God, die de openbare bedieningen aan enkele mensen toevertrouwt, en hen gebruikt als dienaars van zijn macht.

Ook aan onwaardige magistraten moeten wij gehoorzamen. #

In onwaardige magistraten eren we niet hun boosheid en ongerechtigheid, maar het goddelijk gezag waarmee ze bekleed zijn. Het komt vreemd voor, maar ook als ze tegenover ons vijandig en verstoord zijn, ook als ze ons een onverzoenbare haat toedragen, dan is dit nog geen reden om onze plichten tegenover hen niet te volbrengen. David heeft grote diensten bewezen aan Saul, die zijn ergste vijand was ; dat zegt hij zelf in deze woorden ; “Ik was vreedzaam met degenen die de vrede haten„ 23.

Nochtans, als ze ons iets slecht of onrechtvaardig opleggen, mogen we hun niet gehoorzamen, omdat ze dan niet handelen volgens hun macht, maar volgens hun eigen ongerechtigheid en verdorvenheid.

Na dit alles punt voor punt uitgelegd te hebben, zal de pastoor ook aan de gelovigen voorhouden welke beloning hen wacht als ze dit gebod van God onderhouden.

Welke beloning belooft God voor de gehoorzaamheid ? #

De eerste vrucht van de gehoorzaamheid is een lang leven, omdat zij die trouw de herinnering bewaren aan een weldaad, waardig zijn er lang van te genieten. Degenen die hun ouders eren, betonen hun dankbaarheid omdat zij van hen het licht en het leven ontvingen ; daarom is het billijk dat zij een hoge ouderdom bereiken.

Die belofte van God vraagt uitleg ; het is niet alleen het eeuwig en gelukzalig leven dat beloofd wordt, maar ook het genot van het leven dat wij hier op aarde leiden. Die waarheid vinden wij ook bij de heilige Paulus : “De godsvrucht is tot alles nuttig, aangezien zij de belofte heeft van het tegenwoordige en het toekomende leven„ 24.

We moeten die belofte waarderen. #

Die vergelding is niet gering en niet te versmaden, alhoewel heilige mannen, zoals Job, David en Paulus naar de dood verlangd hebben, en de verlenging van het leven niet welkom is bij mensen die gedrukt gaan onder ongeluk en smart. Want de woorden, die bij dit gebod gevoegd worden : “dat de Heer uw God u geven zal„‚ beloven niet alleen een leven van langen duur, maar ook de rust, de vrede en de veiligheid om wel te leven. In het Deuteronomium zegt de Heer niet alleen : “opdat gij lang leeft„, maar Hij voegt erbij: “opdat het u wel ga„; en de Apostel heeft dat ook herhaald 25.

Zij die dit gebod onderhouden, worden beloond, ook als zij vroeg sterven. #

God verleent die weldaad aan degenen die Hij wil belonen om hun kinderlijke liefde. Anders zou Hij niet getrouw en standvastig zijn in zijn beloften, vermits het soms gebeurt dat kinderen die hun ouders de grootste eerbied betoond hebben, toch niet lang leven. Als God dit toelaat, dan is het ongetwijfeld voor hun groter voordeel : het is goed voor hen dat zij sterven voor dat ze van de deugd en het volbrengen van hun plicht afwijken (ze worden weggerukt, zegt de Heilige Schriftuur 26, opdat de boosheid hun verstand niet zou veranderen, en de valsheid hun ziel niet zou verleiden) ; ofwel laat God toe dat ze sterven om de algemene rampen te ontkomen wanneer er grote ellenden boven het hoofd hangen en er gevaar bestaat voor algehele verwarring. De Profeet zegt immers: “De rechtvaardige wordt weggehaald om het kwaad niet te zien„ 27. Dit gebeurt opdat hun deugd of hun zaligheid geen gevaar zou lijden als God de mensen om hun zonden straft, of ook om hun de smart te besparen van, in droevige tijden, hun vrienden en bloedverwanten te zien lijden. Daarom is er grote reden om te vrezen, als we zien dat deugdzame mensen jong sterven.

Hoe worden de overtreders van dit gebod gestraft ? #

Evenals God een beloning belooft aan de kinderen die hun ouders dankbaarheid betonen, zo worden ook de ondankbare en liefdeloze kinderen met strenge straffen bedreigd. Er staat immers geschreven : “Wie zijn vader of moeder vermaledijdt, zal met de dood gestraft worden 28. Wie zijn vader bedroeft en zijn moeder ontvlucht, is eerloos en ongelukkig 29. Zo iemand zijn vader of moeder verwenst, zal zijn lamp uitgedoofd worden te midden van de duisternissen 30. Een oog dat zijn vader beschimpt en het baren van zijn moeder bespot, zal uitgepikt worden door de raven der beken en verslonden worden door de jonge arenden„ 31. We vinden in de Heilige Schriftuur vele voorbeelden van zonen die hun ouders beledigd hadden en getroffen werden door de gramschap van God. Hij liet David niet ongewroken, maar liet op Absalon de straf neerkomen die hij voor zijn misdaad verdiende : hij werd met drie lanssteken doorboord.

Over hen die aan de priesters niet gehoorzamen staat er geschreven : “Hij die zich verhovaardigt en niet wil gehoorzamen aan het bevel van de priester die, op die tijd, in de dienst staat van de Heer uw God, en aan de uitspraak van de rechter, die mens zal sterven„ 32.

De ouders moeten de eerbied van hun kinderen verdienen. #

Evenals de kinderen, volgens de goddelijke wet, aan hun ouders eerbied, gehoorzaamheid en dienstvaardigheid verschuldigd zijn, zo hebben de ouders ook hun verplichtingen en lasten : ze moeten hun kinderen doordringen van de heiligste voorschriften en zeden, hun de besten levensregel voorhouden, hen gewoon maken aan het beoefenen van de godsdienst, zodat ze God heilig en trouw dienen. We lezen in de Heilige Schriftuur dat de ouders van Susanna zo gehandeld hebben.

De priester moet daarom de ouders vermanen dat zij verplicht zijn aan hun kinderen lessen te geven van deugd, rechtvaardigheid, kuisheid, zedigheid en heiligheid, en dat zij vooral die fouten moeten vermijden die al te dikwijls door de ouders bedreven worden. Ze mogen, ten eerste, hun kinderen niet ruw aanspreken of behandelen. Dit zegt ook de Apostel in zijn brief aan de Colossers : “Vaders, tergt uw kinderen niet, opdat zij niet kleinmoedig worden„ 33. Want zij lopen gevaar van neerslachtig en moedeloos te worden zo zij altijd moeten vrezen. De priester zal dus aan de ouders aanraden al te grote strengheid te vermijden, en hun kinderen liever te verbeteren dan zich op hen te wreken.

De ouders mogen ook niet te toegevend zijn voor hun kinderen, en moeten zich niet afbeulen om hun een grote erfenis na te laten. #

Ten tweede, als de kinderen een fout bedrijven waarvoor zij een berisping of kastijding verdienen, mogen de ouders die straf niet kwijtschelden uit zwakheid, want dikwijls worden de kinderen bedorven door een al te grote zachtheid en toegevendheid van de ouders. Om hen daarvan te weerhouden, zal de priester hen wijzen op het voorbeeld van de hogepriester Heli, die streng gestraft werd omdat hij te toegevend was voor zijn kinderen.

Eindelijk mogen ze in de opvoeding en de onderrichting van hun kinderen geen verkeerde, inzichten hebben — dat zou wel de ergste fout zijn. Velen hebben slechts één gedachte en één bekommernis: rijkdom, geld, een grote en prachtige erfenis aan hun kinderen nalaten. Ze wekken hun kinderen niet op tot godsdienstigheid en godsvrucht, zelfs niet tot studie, maar alleen tot gierigheid en tot het vermeerderen van hun fortuin. Om de goede naam en de zaligheid van hun kinderen zijn ze niet bekommerd, als ze maar in weelde en rijkdom leven. Kan men wel iets schandiger uitdenken of zeggen ? Zo laten ze als erfdeel aan hun kinderen na niet alleen hun geld, maar ook hun boosheid en hun ondeugden ; ze gaan hun niet voor naar de hemel, maar leiden hen naar de eeuwige pijnen van de hel.

Dat de priester dus aan de ouders de beste raadgevingen voorhoude, en hen opwekke om het voorbeeld en de deugd van Tobias na te volgen. Als zij hun kinderen goed opgeleid hebben tot een godsdienstig en heilig leven, dan zullen zij van hen ook overvloedige vruchten van liefde, eerbied en gehoorzaamheid mogen ontvangen.


  1. I Jo. IV, 20. ↩︎

  2. Matth. X, 40. ↩︎

  3. Eph. VI, 5, 6. ↩︎

  4. Luc. XIV, 26. ↩︎

  5. Matth. VIII, 22. ↩︎

  6. Matth. X, 37. ↩︎

  7. Act. V, 29. ↩︎

  8. I Cor. IV, 14. ↩︎

  9. Eccli. XLIV, 1. ↩︎

  10. IV Reg. V, 13. ↩︎

  11. IV Reg. II, 12, XIII, 14. ↩︎

  12. Prov. I, 8. ↩︎

  13. Col. III, 20. ↩︎

  14. Jer. XXXV, 6. ↩︎

  15. Matth. XV, 3-6. ↩︎

  16. I Tim. V, 17. ↩︎

  17. Gal. IV, 15. ↩︎

  18. I Cor. IX, 7. ↩︎

  19. Eccli. VII, 33, 34. ↩︎

  20. Hebr. XIII, 17. ↩︎

  21. Matth, XXIII, 2, 3. ↩︎

  22. II Petr. II, 13. ↩︎

  23. Ps. CXIX, 7. ↩︎

  24. I Tim. IV, 8. ↩︎

  25. Eph. VI, 3. ↩︎

  26. Sap. IV, 11. ↩︎

  27. Isai. LVII, 1. ↩︎

  28. Exod. XXI, 17. ↩︎

  29. Prov. XIX, 26. ↩︎

  30. Prov. XX, 20. ↩︎

  31. Prov. XXX, 17. ↩︎

  32. Deut. XVII, 12. ↩︎

  33. Col. II, 21. ↩︎