Die opgeklommen is ten hemel, en zit aan de rechterhand van God, Zijn almachtige Vader

Die opgeklommen is ten hemel, en zit aan de rechterhand van God, Zijn almachtige Vader. #

Verhevenheid van dit artikel. Betekenis van het eerste deel. #

De profeet David, vervuld van de geest van God, beschouwde de zalige en glorievolle hemelvaart van de Heer, en nodigde alle mensen uit om die triomf te vieren met de hoogste vreugde : “Alle volkeren, juicht God toe met handgeklap en jubelzangen, God is opgestegen met gejuich„ 1. Uit die woorden zal de pastoor begrijpen dat dit geheim met de meeste zorg moet uitgelegd worden, en dat hij zich moet beijveren om de gelovigen er toe te brengen, dat ze het niet alleen kennen en geloven, maar het, met Gods gratie, ook in hun daden en hun leven doen doordringen. Het zesde artikel handelt over het geheim der hemelvaart. Men zal beginnen met het eerste deel van het artikel uit te leggen, en er de draagkracht en betekenis van aan te tonen. De gelovigen moeten immers zonder enige twijfel aannemen, dat Jezus Christus, na het werk onzer verlossing voltrokken te hebben, als mens ten hemel gestegen is met ziel en lichaam. Als God heeft Hij nooit de hemel verlaten, vermits Hij met zijn goddelijk wezen alle plaatsen vervult.

Christus steeg ten hemel, zowel door Zijn menselijke als door Zijn goddelijke kracht. #

Christus steeg ten hemel door zijn eigen macht, niet door een vreemde kracht, zoals het gebeurde met Elias die op een vlammende wagen ten hemel opgenomen werd 2, of met de profeet Habacuc 3, of met de diaken Philippus, die door de goddelijke kracht opgenomen, ver weggevoerd werden door de lucht. Doch Hij is niet alleen als God door de alvermogende werking der godheid ten hemel geklommen, maar ook als mens. Op natuurlijke wijze kon dat niet geschieden ; maar de kracht, waarmede de zalige ziel van Christus begaafd was, kon zijn lichaam vervoeren waarheen het haar beliefde ; en het lichaam, dat reeds verheerlijkt was, gehoorzaamde gemakkelijk aan hetgeen de ziel begeerde. Om die reden geloven wij, dat Christus, als mens en als God, door zijn eigen macht ten hemel gestegen is.

In welke zin wordt gezegd dat Christus zit aan de rechterhand van zijn Vader ? #

Het tweede deel van dit artikel zegt dat Christus zit aan de rechterhand van zijn Vader. We treffen hier een oneigen wijze van spreken aan, die dikwijls voorkomt in de Heilige Schriftuur als we aan God menselijke gevoelens of ledematen van het menselijk lichaam toekennen. Die beeldspraak past zich aan bij onze opvattingen, alhoewel er in God niets lichamelijk is vermits Hij een geest is. Bij de mensen wordt degene, die men meest wil vereren, aan de rechterhand geplaatst ; die menselijke gewoonte verplaatsen we naar de hemel, en we zeggen dat Christus aan de rechterhand van zijn Vader zit, om daardoor uit te drukken dat Hij, als mens, boven alle andere verheerlijkt werd.

Zitten betekent hier geen houding van het lichaam, maar een vast en onveranderlijk bezit van de koninklijke en opperste macht en glorie, die Hij van zijn Vader ontvangen heeft. Daarover zegt de Apostel : “Hij heeft Hem opgewekt uit de doden en Hem aan zijn rechterhand in de hemelen gezet, hoog boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij, en boven elke naam die genoemd wordt, niet enkel in de tegenwoordige wereld, maar ook in de toekomende ; en alles heeft Hij onder zijn voeten gelegd„ 4. Die woorden bewijzen duidelijk, dat deze glorie zodanig in het bijzonder aan onze Zaligmaker eigen is, dat ze aan geen ander schepsel kan toekomen. Daarom zegt de Apostel elders : “Tot welke engel heeft Hij ooit gezegd : Zit aan mijn rechterhand ?„ 5

Het verhaal der hemelvaart van Christus moet dikwijls herhaald worden voor het volk. #

De pastoor zal de zin van dit artikel breedvoeriger uitleggen, met het verhaal van de hemelvaart voor te houden, dat de heilige Lucas wonderschoon heeft geschreven in de Handelingen der Apostelen 6. In die uitleg zal hij vooreerst doen opmerken, dat alle andere geheimenissen gericht zijn naar de hemelvaart, als naar hun einde, en dat dit geheim de vervulling en voltrekking van alle andere is. Gelijk alle geheimen van onze godsdienst met de menswording van onze Heer een aanvang nemen, zo eindigt ook zijn omgang met de mensen bij de hemelvaart. Verder worde ook hierop gewezen : de andere punten van het Symbolum die over onze Heer Christus handelen, tonen zijn uiterste vernedering en verguizing: er kan immers niets smadelijker of nederiger bedacht worden, dan dat de Zoon van God voor ons de natuur en de zwakheid van de mens heeft aangenomen, dat Hij wilde lijden en sterven. Maar als we, in het voorgaande artikel, belijden dat Hij uit de doden verrezen is, en hier nu belijden dat Hij ten hemel geklommen is, en aan de rechterhand van zijn Vader zit: dan kan ook weer niets heerlijker of wonderlijker gezegd worden om zijn opperste glorie en zijn goddelijke majesteit uit te drukken.

Waarom is Christus ten hemel gestegen, en heeft Hij niet liever zijn rijk op aarde gevestigd ? #

Na die uitleg gegeven te hebben. zal men ook met zorg voorhouden om welke reden Christus onze Heer ten hemel gestegen is.

Een eerste reden van zijn hemelvaart is, dat aan zijn lichaam, dat in de verrijzenis de glorie der onsterfelijkheid ontvangen had, het verheven en luisterrijk verblijf van de hemel paste, en niet een aardse en onaanzienlijke woning. Hij steeg ook ten hemel, niet alleen om bezit te nemen van de heerlijkheid en de koninklijke troon die Hij door zijn bloed verdiend had, maar ook om zorg te dragen voor al wat onze zaligheid betreft.

Verder wilde Hij bewijzen dat zijn rijk werkelijk niet van deze wereld is 7 : want de koninkrijken dezer wereld zijn aards en onbestendig, en steunen op geld en vleselijke macht ; doch het rijk van Christus is niet aards, zoals de Joden verwachtten, maar geestelijk en eeuwig. Ook heeft Hij getoond, met zijn troon in de hemel te plaatsen, dat zijn rijkdom en zijn schatten geestelijk zijn. In dat rijk moeten als de rijksten en de machtigsten aanzien worden degenen die Gods wil met de meeste zorg zoeken na te leven, want de heilige Jacobus zegt dat God de armen naar de wereld uitverkoren heeft als rijken aan geloof en erfgenamen van het koninkrijk dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben 8.

Eindelijk heeft onze Zaligmaker, door zijn hemelvaart, willen bewerken dat wij, met de geest en het verlangen, Hem naar de hemel zouden volgen. Evenals Hij door zijn dood en zijn verrijzenis ons een voorbeeld nagelaten heeft om ons geestelijk te leren sterven en verrijzen, zo leert Hij ons door zijn hemelvaart dat wij ons, zolang wij hier op aarde zijn, met de gedachte ten hemel moeten verheffen en belijden dat wij vreemdelingen en gasten op aarde zijn 9, op weg naar het vaderland, dat wij medeburgers van de heiligen zijn en huisgenoten van God 10. Immers, zo zegt dezelfde Apostel, ons burgerschap is in de hemel 11.

Weldaden die Christus ons door zijn hemelvaart bewezen heeft. #

Reeds lang te voren had de profeet David de grootheid en de menigte van onuitsprekelijke goederen bezongen, die de goddelijke barmhartigheid door de hemelvaart over ons uitstort ; de Apostel Paulus haalt ook die woorden van de profeet aan : “Toen Hij ten hoge opsteeg, heeft Hij gevangenen gevangen meegenomen, gaven heeft Hij aan de mensen uitgedeeld„ 12. Want de tiende dag gaf Hij de Heilige Geest, door wiens kracht en overvloed Hij de aanwezige menigte van gelovigen vervulde. Toen heeft Hij de heerlijke belofte volbracht : “Het is voor u beter dat ik heenga. Want als ik niet heenging, zou de Helper niet tot u komen ; doch indien ik ga, zal ik Hem tot u zenden„ 13. Volgens de mening van de Apostel 14, is Jezus ook ten hemel gestegen om voor Gods aangezicht te verschijnen voor ons, en het ambt van voorspreker bij de Vader te vervullen. “Mijn kinderkens, zo zegde de heilige Johannes, dit schrijf ik u opdat gij niet zondigt. Zelfs indien iemand zondigt, dan hebben wij een voorspreker bij de Vader, Jezus Christus de rechtvaardige. En Hij is verzoening voor onze zonden„ 15. Ook is er niets dat aan de gelovigen groter vreugde en blijheid kan schenken, dan de gedachte, dat Jezus Christus, die in zulke gunst en gezag bij zijn hemelse Vader is, hun zaak verdedigt en voor hun zaligheid ten beste spreekt.

Ten slotte is Hij ons een plaats gaan voorbereiden zoals Hij beloofd had, en als hoofd, in ons aller naam, van de hemelse glorie bezit gaan nemen: want bij zijn hemelvaart heeft Hij de poorten geopend, die door de zonde van Adam gesloten waren, en ons de weg gebaand, waarlangs wij tot de eeuwige zaligheid zouden komen, gelijk Hij het in het laatste avondmaal aan zijn leerlingen had voorzegd. En om deze belofte met de daad te volbrengen, heeft Hij de zielen der heiligen, die Hij uit de hel verlost had, met zich binnengeleid in de woning der eeuwige zaligheid.

Voordelen die Christus ons door zijn hemelvaart geschonken heeft. #

Buiten deze wonderbare menigte van hemelse gaven, bekomen wij nog talrijke heilzame voordelen uit de hemelvaart. Vooreerst wordt de verdienste van ons geloof er grotelijks door vermeerderd : immers, het geloof houdt ons dingen voor die wij niet zien, en die boven de rede en het begrip der mensen zijn. Daarom zou ons geloof minder verdienste gehad hebben, zo de Heer van ons niet weggegaan was : door Christus zelf worden zalig genoemd zij die geloven zonder gezien te hebben 16.

Verder is de hemelvaart van Christus een krachtig middel om de hoop in onze harten te versterken : omdat wij geloven dat Christus als mens ten hemel gestegen is, en de menselijke natuur aan de rechterhand van zijn Vader geplaatst heeft, daarom hebben wij de vaste hoop, dat wij ook, die zijn ledematen zijn, ook daarheen zullen stijgen, en er met ons Hoofd zullen verenigd worden. Dat heeft de Heer zelf getuigd in deze woorden : “Ik wil, Vader, dat zij die Gij mij gegeven hebt, zouden zijn waar ik ben„ 17.

Eindelijk hebben we die allergrootste weldaad ontvangen, dat Jezus, door zijn hemelvaart, onze liefde heeft opgevoerd naar de hemel en door zijn goddelijke geest ontvlamd heeft : volkomen waar is het woord dat, waar onze schat is, daar ook ons hart zal zijn 18.

Het was niet nuttig voor ons dat Christus op de aarde bleef. #

Zo de Heer Christus nog op aarde verbleef dan zouden we Hem als mens beschouwen en zijn menselijke levenswijze nagaan. We zouden in Hem zien een mens die ons met vele weldaden overladen heeft, en met een aardse genegenheid zouden wij Hem beminnen. Integendeel, met naar de hemel te gaan heeft Hij onze liefde vergeestelijkt en bewerkt dat wij Hem, die wij als afwezig beschouwen, als God eren en liefhebben. Dit begrijpen we gedeeltelijk uit het voorbeeld der Apostelen, die, zolang de Heer met hen omging, met menselijke gevoelens tegenover Hem stonden : gedeeltelijk ook uit het woord van Jezus zelf: “Het is beter voor u dat ik heenga„ 19. De onvolmaakte liefde, waarmee ze Jezus beminden terwijl Hij bij hen was, moest volmaakt worden door de goddelijke liefde bij de komst van de Heilige Geest ; daarom voegde Hij er onmiddellijk bij : “Zolang ik niet heenga, zal de Heilige Geest niet tot u komen„.

Na de hemelvaart van Christus heeft de Kerk uitbreiding genomen. #

Daar komt nog bij, dat Hij zijn huis op aarde, ’t is te zeggen zijn Kerk, uitgebreid heeft, door de kracht en onder de leiding van de Heilige Geest. Als opperherder en hogepriester onder de mensen liet Hij haar Petrus na, de prins der apostelen ; sommigen heeft Hij tot apostelen aangesteld, sommigen tot profeten, sommigen tot evangelisten, sommigen tot herders en leraars 20, zodat Hij nu aan de rechterhand van de Vader gezeten, altijd voortgaat met verschillende gaven aan verschillende personen uit te delen. De Apostel leert ons ook dat aan ieder van ons de genade gegeven werd naar de maat van de vrijgevigheid van Christus 21.

Eindelijk moeten de gelovigen hier ook bedenken wat we vroeger zegden over het geheim van de dood en de verrijzenis : alhoewel we ons heil en onze verlossing verschuldigd zijn aan het lijden van Christus, die door zijn verdienste de toegang tot de hemel opende voor de rechtvaardigen, toch is ook zijn hemelvaart niet alleen een voorbeeld, waaruit wij leren onze betrachtingen verheffen en met de geest ten hemel klimmen, maar ook de bron die ons daartoe de goddelijke kracht verleent.


  1. Ps. XLVI. ↩︎

  2. IV Reg. II, 11, 12. ↩︎

  3. Dan. XIV, 35 ↩︎

  4. Eph. I, 20-22. ↩︎

  5. Hebr. I, 13. ↩︎

  6. Act. I. ↩︎

  7. Jo. XVIII, 36. ↩︎

  8. Jac. II, 5. ↩︎

  9. Hebr. XI, 13. ↩︎

  10. Eph. II, 19. ↩︎

  11. Phil. III, 20. ↩︎

  12. Ps. LXVIII, 19 ; Eph. IV, 8. ↩︎

  13. Jo. XVI, 7. ↩︎

  14. Hebr. IX, 24. ↩︎

  15. I Jo. II, 1. ↩︎

  16. Jo. XX, 29. ↩︎

  17. Jo. XVII, 24. ↩︎

  18. Matth. VI, 21 ; Luc. XII, 34. ↩︎

  19. Jo. XVI, 7. ↩︎

  20. Eph. IV, 11. ↩︎

  21. Eph. IV, 7. ↩︎