Delen van het gebed

Delen van het gebed. #

Uit welke delen bestaat het gebed ? #

Na de uiteenzetting over de noodzakelijkheid en het nut van het gebed, moeten de gelovigen ook vernemen uit welke delen het gebed bestaat. De Apostel getuigt dat dit nodig is voor de volmaaktheid ervan : in zijn brief aan Timoteüs zet hij aan om vroom en heilig te bidden, en somt dan ook met zorg de delen van het gebed op : “Ik beveel dan eerst en vooral dat, er gevraagd, gebeden, gesmeekt, gedankt worde voor alle mensen„ 1. Het onderscheid tussen die delen is echter tamelijk moeilijk om vatten ; willen de pastoors het toch uitleggen aan hun toehoorders, dan zullen ze eerst de heilige schrijvers raadplegen, vooral de heilige Hilarius en de heilige Augustinus.

Het smeekgebed en het dankgebed. #

De twee voornaamste delen van het gebed zijn de smeekbede en de dankzegging, die als de bron zijn waaruit de andere delen voortkomen ; daarom mogen we die zeker niet onbesproken laten. We naderen tot God met gevoelens van aanbidding en verering om Hem iets te vragen, ofwel om Hem te danken voor de weldaden waarmede zijn goedheid ons begiftigt en verrijkt. God zelf leert ons, door de mond van David, dat dit de twee voornaamste delen van het gebed zijn : “Aanroep mij op de dag van de kwelling, ik zal u bevrijden en gij zult mij verheerlijken„ 2. Dat wij de goddelijke goedheid en mildheid nodig hebben, dat begrijpt iedereen als hij de diepe armoede en ellende van de mensen beschouwt.

Goedheid van God voor de mensen. #

Al wie zijn ogen en zijn verstand gebruikt, ziet ook dat God de mensen een grote liefde toedraagt en zijn goedheid over hen uitstort. Want waarheen we onze blikken ook wenden, waarheen we onze gedachten ook keren, overal straalt ons het licht tegen van de goddelijke mildheid en welwillendheid. Wat hebben de mensen, dat hun niet door de goedheid van God gegeven werd? En zo al wat we bezitten, gaven zijn van zijn goedheid, waarom zouden dan niet alle mensen met volle kracht de allerbarmhartigste God loven en danken ?

Doch in die dubbele plicht van smeken en danken zijn vele trappen, de ene hoger en volmaakter dan de andere. Het gelovige volk moet niet alleen bidden, het moet het zo goed mogelijk doen ; daarom zullen de pastoors de beste en volmaaktste manier van bidden voorhouden en de gelovigen daartoe met de meeste zorg aanzetten.

De beste manier van bidden. #

Welke is de beste manier van bidden, de hoogste trap van gebed ? Het is het gebed van de godvruchtige en rechtvaardige mensen, die steunen op de stevige grondslag van het waar geloof, en die, langs de trappen van een zuiver geweten en van een vurig gebed, opstijgen tot de hoogte waar ze de oneindige macht, de onmetelijke goedheid en wijsheid van God kunnen beschouwen ; waar ze ook komen tot de vaste hoop dat ze zullen verkrijgen al wat ze vragen voor dit leven, en daarbij de overvloed van onuitsprekelijke goederen die God beloofd heeft aan hen die zijn goddelijke bijstand met betrouwen en uitterharte afsmeken. Op die twee vleugels gedragen, komt de ziel met vurige ijver tot bij God, aan wie zij de hoogste eer en de diepste dank betuigt omdat ze door Hem met weldaden overladen werd ; en met de liefde en de verering die een enige zoon aan zijn dierbaarste vader geeft, vreest ze niet ook uiteen te zetten wat ze nodig heeft. Die manier van bidden noemt de Heilige Schriftuur een uitstorting ; de profeet zegt immers: “Vóór zijn aanschijn stort ik mijn gebed uit, en vóór Hem verklaar ik mijn kwelling„ 3 De betekenis van dit woord is, dat degene die komt om te bidden, niets mag verzwijgen of verbergen, maar alles moet uitstorten en met betrouwen gaan schuilen in de schoot van God, zijn liefhebbende Vader. Daartoe zet de goddelijke lering ons aan in deze woorden : “Stort vóór Hem uw harten uit„ 4, en : “Werp uw zorg op de Heer„ 5. Die manier van bidden bedoelt ook de heilige Augustinus, als hij in het begin van zijn Enchiridion zegt : “Het geloof gelooft, de hoop en de liefde bidden„ 6.

Tweede manier van bidden. #

Een tweede manier van bidden wordt gebruikt door degenen die gebukt gaan onder doodzonden, maar door het geloof, al is het ook dood, willen opstaan om op te stijgen tot God. Nochtans, omdat hun krachten geknakt zijn en hun geloof erg verzwakt is, kunnen ze zich niet hoog boven de grond verheffen : toch erkennen ze hun fouten, ze worden gekweld door wroeging en berouw, met een nederig en bedrukt hart betreuren ze hun zonden van uit de diepte waarin ze verzonken zijn, en vragen ze aan God vergiffenis en vrede. Hun gebed vindt zijn weg paar God en wordt verhoord ; en in zijn eindeloze goedheid nodigt de barmhartige God die mensen uit : “Komt allen tot mij, gij die vermoeid en overladen zijt, en ik zal u rust geven„ 7. Tot die soort mensen behoorde de tollenaar, die zijn ogen niet naar de hemel dierf verheffen, en toch, volgens het woord van Jezus, meer gerechtvaardigd de tempel verliet dan de farizeeër.

Derde manier van bidden. #

Op de derde plaats komt het gebed van degenen die het licht van het geloof nog niet ontvangen hebben ; nochtans, dank aan het zwakke licht van de natuur, dat de goddelijke goedheid ontstoken heeft, verlangen ze vurig naar de waarheid, en bidden met aandrang om er in onderwezen te worden. Als zij volharden in dat verlangen, dan zal de goedheid van God hun ijver niet versmaden. Een bewijs daarvan vinden we in de geschiedenis van de honderdman Cornelius 8. God sluit de deuren van zijn welwillendheid voor niemand die Hem uit ganser harte aanroept.

Laatste manier van bidden. #

Op de laatste plaats treffen we de mensen aan die geen berouw hebben over hun zonden en misdaden, die zonde op zonde stapelen, en zich nochtans niet schamen aan God vergiffenis te vragen over de zonden waarin zij willen volharden. Met zulke gesteltenissen moesten ze zelfs van de mensen geen kwijtschelding durven vragen. Hun gebed verhoort God niet ; over Antiochus staat geschreven : “Die misdadiger aanriep de Heer, van wie hij geen barmhartigheid te verwachten had„ 9. Degenen die in die diepe ellende leven moet men krachtdadig aanzetten om te verzaken aan de wil van te zondigen en zich rechtzinnig tot God te bekeren.


  1. I Tim. II, 1. ↩︎

  2. Ps. XLIX, 15. ↩︎

  3. Ps. CXLI, 3. ↩︎

  4. Ps. LXI, 9. ↩︎

  5. Ps. LIV, 23. ↩︎

  6. S. Aug., Enchir., c. 7. ↩︎

  7. Matth. XI, 28. ↩︎

  8. Act. X, 2. ↩︎

  9. II Mach. IX, 13. ↩︎