Eerste vraag — Geheiligd zij uw Naam. #
Waarom bidden we eerst en vooral voor de heiliging van de goddelijke Naam ? #
De opperste Leermeester en Heer van allen heeft zelf geleerd en voorgeschreven wat wij aan God moeten vragen, en welke orde wij daarin moeten volgen. Vermits ons gebed de uitdrukking en vertolking is van ons verlangen en onze begeerte, zal ons gebed eerst dan goed zijn en aan de regels beantwoorden, als de orde van onze vragen overeenkomt met de orde van hetgeen we moeten betrachten. Welnu, de ware liefde leert ons dat we heel ons hart en al onze begeerten naar God moeten richten; vermits Hij alleen in zichzelf het opperste goed is, verdient Hij ook met een bijzondere liefde bemind te worden. En we kunnen aan God niet een hartelijke en enige liefde geven, zolang wij zijn eer en glorie niet verkiezen boven alle dingen en alle schepselen. Want al wat goed is in ons en bij anderen, volstrekt alles wat goed geheten wordt, daalt van het opperste Goed af en moet ervoor wijken. Opdat dus ons gebed de juiste orde zou volgen, heeft de Zaligmaker dit verzoek om het hoogste goed alle andere vragen doen voorafgaan, zo leert Hij ons dat wij, alvorens te vragen wat wijzelf of anderen nodig hebben, moeten vragen hetgeen tot de glorie van God behoort, en dat we aan God zelf ons verlangen en onze begeerte naar zijn glorie moeten uitdrukken. Zo zullen we onze liefdeplicht vervullen, die ons leert God meer te beminnen dan ons zelf, en te vragen wat we voor God verlangen alvorens aan onze eigen belangen te denken.
Waarom moeten we bidden voor de heiliging van de Naam van God ? #
We vragen en begeren hetgeen ons ontbreekt. Doch God heeft niets te kort, zijn natuur kan niets bijwinnen, zijn goddelijke zelfstandigheid kan niet vermeerderd worden omdat zij op onuitsprekelijke wijze alle volmaaktheid verenigt. Men moet begrijpen dat hetgeen we van God vragen voor Hem zelf, buiten zijn natuur is en tot zijn uitwendige glorie behoort. We verlangen en vragen dat de Naam van God meer bekend worde onder de volkeren ; dat zijn rijk meer uitbreiding neme ; dat Hij alle dagen meer dienaars vinde die aan zijn goddelijke wil gehoorzamen : die drie zaken, zijn Naam, zijn rijk, en de gehoorzaamheid aan zijn bevelen, behoren niet tot het innerlijk Wezen van God maar zijn gans uiterlijk.
De woorden : op de aarde als in de hemel, hebben betrekkingen op de drie eerste vragen. #
Om beter de betekenis en de draagkracht van deze vragen te doen begrijpen, zal de pastoor aan de gelovigen uitleggen dat de woorden : op de aarde als an de hemel betrekking hebben op elk van de drie eerste vragen : geheiligd zij uw Naam op de aarde als in de hemel ; ons toekome uw rijk op de aarde als in de hemel ; uw wil geschiede op de aarde als in de hemel. Als we vragen dat de Naam van God geheiligd worde, dan bidden we om vermeerdering van de heiligheid en de glorie van de goddelijke Naam. De pastoor zal er zijn vrome toehoorders op wijzen dat de Zaligmaker niet zegt dat de goddelijke Naam op aarde moet geëerd worden op dezelfde wijze als in de hemel, dat dus de aardse verheerlijking in omvang niet moet gelijk zijn aan de hemelse, want dit is onmogelijk ; doch dat die eer aan God moet gegeven worden uit liefde en uit de innigste begeerte van het gemoed.
Hoe kan de Naam van God, die heilig is, door ons geheiligd worden ? #
De goddelijke Naam heeft, uit zichzelf, geen heiliging nodig, want hij is “heilig en vreeswekkend„ 1, evenals God zelf heilig is van natuur ; hij kan geen heiligheid bijwinnen die hij niet van alle eeuwigheid zou bezeten hebben. Maar op aarde wordt aan die Naam veel minder eer gegeven dan hem toekomt, en wordt hij zelfs dikwijls onteerd door godslasteringen en vermaledijdingen. Daarom wensen en vragen wij dat die Naam verheerlijkt wordt door lofzeggingen, eer en glorie, zoals hij ook in de hemel geloofd, geprezen en verheerlijkt wordt; dat ons verstand, ons hart en onze mond vervuld zijn van die lof en die verheerlijking, zodat we aan de grote, heilige en glorierijke God innerlijke en uiterlijke verering geven naar het voorbeeld van de hemelingen. In de hemel wordt God geloofd en geprezen in volmaakte overeenstemming, en we bidden dat hetzelfde ook op aarde gebeure, dat alle volkeren God kennen, dienen en vereren ; dat er nergens geen stervelingen meer gevonden worden die de christelijke godsdienst niet zouden aanvaarden, zich niet geheel aan God toewijden en geloven dat Hij de bron is van alle heiligheid, en dat al wat zuiver en heilig is zijn oorsprong vindt in de heiligheid van de goddelijke Naam.
Hoe kan de Naam van God ook bij de ongelovigen geheiligd worden ? #
De Apostel getuigt dat de Kerk gereinigd werd “in het waterbad, door het woord van het leven„ 2 : dat woord van het leven is de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, waarin wij gedoopt en geheiligd worden. Zo mogen we zeggen dat er geen uitboeting, geen zuiverheid en heiligheid mogelijk is zonder aanroeping van de goddelijke Naam ; daarom wensen en vragen we aan God dat alle mensen de duisternissen van het onzuivere ongeloof verlaten en, bestraald door de glans van het goddelijk licht, de kracht erkennen van die Naam, zodat ze daarin de ware heiligheid zoeken, in de Naam van de heilige en onverdeelde Drievuldigheid het Doopsel ontvangen en uit de rechterhand van God de volmaakte kracht van de heiligheid bekomen.
Hoe kan de Naam van God door de zondaars geheiligd worden ? #
Onze wens en ons gebed strekt zich ook uit tot degenen die bezoedeld werden met zonden en misdaden, en daardoor de schone reinheid van hun Doopsel en het kleed van de onschuld verloren hebben ; zo is het gebeurd dat de onzuivere geest in die ongelukkigen zijn woonplaats gevestigd heeft. We wensen en vragen van God dat ook in hen zijn Naam geheiligd worde ; dat zij in zichzelf keren en weder gezond worden, door het sacrament der Biecht de vroegere heiligheid weder bekomen, en zich bekwaam maken om voor God een heilige tempel en woonplaats te zijn.
Hoe kunnen alle mensen de Naam van God heiligen ? #
We bidden ten slotte, dat God aan alle geesten zijn licht zou geven, om hun te laten zien dat “elke goede gave en elke volmaakte gift van boven komt, van bij de Vader der lichten„ 3 en ons door God gegeven wordt ; dat zij de matigheid, de rechtvaardigheid, het leven, de zaligheid, met één woord alle uitwendig en inwendig goed van ziel en lichaam tot Hem terugbrengen van wie het voortkomt, zoals de Kerk ons leert. Als de zon ons nuttig is door haar licht, de sterren door hun loop en beweging ; als de lucht, die ons omringt, ons leven onderhoudt ; als de aarde ons voedsel geeft in overvloed met haar vruchten en gewassen ; als wij, door de zorg van de magistraten, in rust en vrede leven, dan danken wij deze en talloze andere weldaden aan de onmetelijke goedheid van God. Hetgeen de wijsgeren tweede oorzaken noemen, dat moeten wij aanzien als handen van God, handen die wonderbaar geordend zijn en aan ons voordeel aangepast, waarmee God ons zijn gaven uitdeelt en langs alle kanten verspreidt.
De Naam van God wordt vooral geheiligd door het erkennen en vereren van de katholieke Kerk. #
De gunst die we voornamelijk in deze vraag afsmeken is, dat alle mensen erkennen en vereren de allerheiligste Bruid van Jezus Christus, onze Moeder de Heilige Kerk, die alleen de overvloedige en altijd vloeiende bron bezit waarin al onze zondevlekken gereinigd en uitgeboet worden, en waar we al de sacramenten van zaligheid en heiliging putten. Die sacramenten zijn de hemelse kanalen langs waar de dauw en het water van de heiligheid ons toevloeit. Aan de Kerk alleen, en aan degenen die zij in haar schoot omvat, komt het toe de goddelijke Naam te aanroepen, de enige Naam die aan de mensen gegeven werd om erdoor zalig te worden 4.
Hoe wordt de Naam van God door de christenen onteerd ? #
De pastoors zullen er vooral nadruk op leggen dat een goede zoon als plicht heeft, niet alleen God, zijn Vader, met woorden te aanroepen, maar ook moet trachten de heiliging van de goddelijke Naam in zijn daden en werken te laten uitstralen. God gave dat er geen christenen meer gevonden werden, die, terwijl ze aanhoudend de heiliging van de goddelijke Naam in hun gebed afsmeken, door hun daden die Naam onteren en besmeuren zoveel ze kunnen, en dikwijls zelfs oorzaak zijn dat God gelasterd wordt. Tot hen stuurt de Apostel dit verwijt : “De Naam van God wordt door uw schuld gevloekt onder de heidenen„ 5; en bij Ezechiël lezen we: “Zij zijn bij de heidenen gekomen waar zij naartoe getrokken waren, en zij hebben mijn heiligen Naam onteerd, zodat over hen gezegd werd : Dit is het volk van God, dat uit zijn land gekomen is„ 6. Want volgens het leven en de zeden van degenen die de godsdienst belijden oordeelt het onwetend volk over de godsdienst zelf en over zijn Stichter. Daarom mogen we zeggen dat zij die leven volgens de christelijke godsdienst die zij aanvaard hebben, en hun gebed en hun werken richten naar zijn voorschriften, aan de anderen gelegenheid geven om de Naam van de hemelse Vader te loven en hem met alle eer en glorie te verheffen. De Heer zelf heeft ons de verplichting opgelegd, door het uitstekend beoefenen van de deugd de mensen op te wekken tot lof en verheerlijking van de goddelijke Naam; Hij zegt immers in het Evangelie : “Laat uw licht voor de ogen van de mensen schijnen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemelen is„ 7; en de Prins der apostelen zegt : “Uw levenswandel onder de heidenen moet gij treffelijk houden, opdat zij, uit de goede werken die zij gadeslaan, God mogen verheerlijken„ 8.