De sacramenten in ’t algemeen

De sacramenten in ’t algemeen. #

De pastoor moet er voor zorgen dat de gelovigen de sacramenten kennen. #

Elk deel van de christelijke lering vraagt kennis en zorg ; doch de kennis van de sacramenten is ons door Gods bevel opgelegd en is rijk aan vruchten : daarom zal de pastoor al zijn bekwaamheid en ijver aanwenden om, door een nauwkeurige en gestadige onderrichting, de gelovigen te brengen tot een waardig en heilzaam ontvangen van die verheven en hoogheilige zaken. Zo zullen de priesters zelf niet afwijken van het goddelijk verbod : “Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw paarlen niet aan de zwijnen voor„ 1.

Betekenis van het woord sacrament. #

Vooreerst dan, vermits we hier te handelen hebben over de sacramenten in het algemeen, moeten we beginnen met de draagkracht en de zin van het woord sacrament, en er de verschillende betekenissen van uitleggen, om gemakkelijker te begrijpen wat er hier door verstaan wordt. We zullen aan de gelovigen leren, dat het woord sacrament bij de profane schrijvers niet dezelfde betekenis heeft als bij de kerkelijke. De profane schrijvers verstaan door sacrament de verbintenis die we aangaan, als we ons onder eed in iemands dienst stellen : daarom werd de eed, waardoor de soldaten zich tegenover de staat tot trouwen dienst verbonden, krijgssacrament genoemd ; dat schijnt bij hen wel de gewone betekenis van het woord geweest te zijn. Bij de Latijnse vaders echter, die over godsdienstige onderwerpen schreven, betekent dit woord een heilige zaak, die verborgen is ; evenals de Grieken met dezelfde betekenis het woord mysterie gebruikten. Dat het woord sacrament in die zin moet verstaan worden, blijkt uit de brief aan de Ephesiërs : “Daarmee heeft Hij ons de geheimenis van zijn wil (sacramentum voluntatis sue) bekend gemaakt„ 2, evenals uit de brief aan Timoteüs : “Groot is de geheimenis der godsvrucht (pietatis sacramentum)„ 3, en uit het boek der wijsheid : “Ze kenden de geheimenissen van God niet„ 4. In deze en vele andere teksten is het duidelijk, dat het woord sacrament niets anders betekent dan een heilige en verborgen zaak.

Van in de eerste eeuwen werd het woord “sacrament„ gebruikt om heilige tekens aan te duiden. #

Daarom hebben de Latijnse leraars gemeend de naam “sacrament„ te mogen gebruiken voor sommige uitwendige tekens, die genade voortbrengen en ze tevens aanduiden en ons voor ogen stellen. Volgens de heilige Gregorius zouden die tekens sacramenten mogen genoemd worden, omdat de goddelijke kracht, onder de sluier van die stoffelijke zaken verborgen, de zaligheid bewerkt. En men denke niet dat dit woord onlangs in de Kerk ingevoerd werd : wie de heilige Hieronymus en de heilige Augustinus leest, zal dadelijk bemerken dat ook de oude schrijvers van onze godsdienst het woord sacrament gebruikten met de betekenis die wij er aan hechten ; zij spreken ook van symbool, of geheim teken, of heilig teken.

Wat we hier zeggen over de betekenis van het woord sacrament, is ook op de sacramenten van de Oude Wet toepasselijk ; doch daarover hebben de pastoors niet te handelen, vermits die sacramenten een einde namen door de wet en de genade van het Evangelie.

Wat is eigenlijk een sacrament ? #

Doch buiten de betekenis van het woord, die wij uitgelegd hebben, moet men ook de kracht en de eigenschap van de zaak zelf zorgvuldig nagaan, en aan de gelovigen leren wat eigenlijk een sacrament is. Zeker is het niet te betwijfelen, dat de sacramenten behoren tot de middelen waardoor de zaligheid en de gerechtigheid bekomen worden. Op verscheiden manieren kan er een juiste en nauwkeurige uitleg van gegeven worden ; doch geen enkele is klaarder en duidelijker dan de bepaling die de heilige Augustinus gaf, en die door al de scholastieken overgenomen werd : “Een sacrament is een teken van een heilige zaak„ of, in andere woorden, maar met dezelfde betekenis : “Een sacrament is een zichtbaar teken van een onzichtbare genade, ingesteld voor onze heiliging„ 5.

Wat verstaan we door een teken ? #

Om deze bepaling duidelijker te maken, zal de pastoor ze deel voor deel moeten uitleggen.

Vooreerst zal hij leren dat de zaken, die wij door onze zinnen kunnen waarnemen, in twee klassen verdeeld worden : de enen werden slechts uitgedacht om iets anders te betekenen, de anderen bestaan om zichzelf, en dienen niet om iets anders aan te duiden. Meest alle wezens, die de natuur voortbrengt, behoren tot de tweede klas. Bij de eerste klas moeten we rekenen de namen der zaken, het geschrift, vlaggen, beelden, trompetten, en veel andere: immers, neem van de woorden hun betekenis weg, dan blijft er ook geen reden bestaan waarom ze moesten uitgevonden worden. Al wat tot die eerste klas behoort, zijn eigenlijk tekens : de heilige Augustinus getuigt immers, dat een teken niet alleen zelf onder de zinnen valt, maar ons ook een andere zaak leert kennen: als we een voetspoor in de grond gedrukt zien, weten we dat daar iemand voorbijgegaan is en dat spoor nagelaten heeft.

De sacramenten behoren tot de klas der tekens. #

Na die uitleg zien we onmiddellijk dat een sacrament behoort tot de klas der zaken die om wille van hun betekenis ingesteld zijn : immers, door een beeld, een gelijkenis, geeft het ons te kennen wat God in onze zielen uitwerkt door zijn kracht, die niet onder de zinnen valt. Een voorbeeld zal dit klaarder maken : als we, in het Doopsel, uitwendig met water gewassen worden, terwijl een bepaalde plechtige formule uitgesproken wordt, dan betekent zulks dat onze ziel, door de kracht van de Heilige Geest, van alle vlek en bezoedeling van de zonde gereinigd wordt en met de heerlijke gave van de hemelse gerechtigheid getooid wordt ; die uitwendige wassing werkt dus in de ziel uit wat zij betekent, zoals we later nog zullen aantonen.

Bewijzen uit de Heilige Schriftuur. #

In de Heilige Schriftuur wordt duidelijk bewezen dat de sacramenten tussen de tekens moeten geteld worden. Over de besnijdenis, sacrament van de oude wet, die gegeven was aan Abraham, de vader van alle gelovigen, schrijft de Apostel aan de Romeinen, “Het teken van de besnijdenis ontving hij slechts tot zegel der gerechtigheid van het geloof„ 6. En als hij, op een andere plaats, bevestigt dat “wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn„ dan kunnen we daaruit gemakkelijk afleiden dat, volgens dezelfde Apostel, het doopsel deze betekenis heeft : “Wij zijn begraven met Hem door het doopsel in de dood„ 7.

Het is dus van groot belang voor de gelovigen, te weten dat de sacramenten tot de tekens behoren : zo zullen ze gemakkelijker aannemen dat door de sacramenten iets heilig en verheven wordt aangetoond, bevat en uitgewerkt ; voor het begrijpen van die heiligheid, zullen ze gemakkelijker opgewekt worden om de goddelijke welwillendheid te eren en te erkennen.

Verschillende soorten van tekens. #

Vervolgens hebben we het tweede deel van de bepaling uit te leggen : tekens van een heilige zaak. Om die uitleg gemakkelijker te geven, moeten we eerst nagaan wat de heilige Augustinus zo juist en treffend geschreven heeft over de verscheidenheid der tekens.

Er zijn natuurlijke tekens, die, door de kennis van hen zelf, ons tevens een andere zaak doen kennen (we hebben reeds vroeger aangetoond dat dit eigen is aan alle tekens). Als we, bijvoorbeeld, rook zien, weten we onmiddellijk dat er vuur in de nabijheid is ; de rook wordt een natuurlijk teken genoemd, omdat het niet door overeenkomst is dat hij ons aan vuur doet denken, maar omdat we door ondervinding weten dat, waar we alleen rook zien, ook de eigenschap en de kracht van het vuur aanwezig zijn, al zien we ook het vuur nog niet.

Andere tekens vinden hun oorsprong niet in de natuur, maar werden door de mensen vastgesteld en overeengekomen, om met elkander te kunnen spreken, aan anderen hun gevoelens mede te delen, en wederkerig ook de mening en de inzichten van anderen te kennen. Dat die tekens verscheiden en menigvuldig zijn, blijkt hieruit dat sommige door het gezicht waargenomen worden, de meesten door het gehoor, en nog andere door de andere zinnen. Als we, bijvoorbeeld, aan iemand een teken geven met een standaard op te richten, dan is het duidelijk dat dit teken alleen tot de ogen spreekt ; als we de trompet of de fluit of de harp bespelen, niet omwille van het genot dat we daarin vinden, maar omwille van de betekenis die aan die klanken gehecht is, dan raakt dit teken enkel het gehoor. De voornaamste tekens van die soort zijn zeker de woorden, die bijzonder geschikt zijn om de diepste gedachten van onze geest uit te drukken.

Tekens die door God ingesteld werden, zowel in het Oud als in het Nieuw Verbond. #

Buiten de tekens waarover we tot hiertoe spraken, en die door de wil en de overeenkomst van de mensen vastgesteld werden, zijn er ook andere die door God werden ingesteld, en iedereen moet erkennen dat ook daarin verscheidenheid bestaat. Sommige tekens werden door God aan de mensen gegeven, alleen om hun iets te leren of in herinnering te brengen : daartoe behoorden de wettelijke zuiveringen, het ongedesemd brood en veel andere, die voor de eredienst voorgeschreven waren door de wet van Mozes, Doch God heeft ook andere tekens ingesteld waaraan Hij niet alleen een betekenis hechtte, maar ook de kracht om uit te werken wat ze betekenen ; en het is klaar dat de Sacramenten van de nieuwe wet tot die laatste soort van tekens behoren. Immers, we geloven vast dat de sacramenten tekens zijn, niet door de mensen bedacht maar door God gegeven, om een heilige zaak aan te duiden en die ook uit te werken.

Welke is, in die bepaling, de betekenis van de woorden “een heilige zaak„? #

Doch evenals we getoond hebben dat er in de tekens een grote verscheidenheid bestaat, zo zijn er ook verschillende soorten van heilige zaken. In de voorgestelde bepaling van een sacrament, verstaan de gewijde schrijvers, door de woorden “een heilige zaak„ de genade van God, die ons heilig maakt en onze ziel versiert met alle deugden. Terecht hebben zij gemeend dat die genade een heilige zaak moet genoemd worden, vermits onze ziel, door middel van die genade, aan God wordt toegewijd en met Hem verenigd wordt.

Vollediger bepaling van het sacrament. #

Om nog beter te doen begrijpen wat een sacrament is, moet men leren dat het een zaak is die onder de zinnen valt, en die, door de instelling van God, de kracht heeft om heiligheid en rechtvaardigheid te betekenen en uit te werken. Daaruit volgt, zoals iedereen gemakkelijk zal begrijpen, dat heiligenbeelden, kruisen en andere voorwerpen van die aard, geen sacramenten kunnen genoemd worden, alhoewel ze ook tekens van heilige zaken zijn. Het zal gemakkelijk zijn de juistheid van die bepaling te bewijzen met ze op al de sacramenten toe te passen. Voor het doopsel wezen we er reeds vroeger op, dat de plechtige lichamelijke wassing het teken en de oorzaak is van de heilige werking die in de ziel door de kracht van de Heilige Geest wordt teweeggebracht ; welnu, in al de andere sacramenten vindt men een toepassing van dezelfde waarheid,

De sacramenten hebben verscheiden betekenissen. #

Aan deze mystieke tekens, die God heeft ingesteld, is het ook eigen dat ze, door de goddelijke instelling, niet één maar meerdere betekenissen hebben. In elk sacrament kan men dit nagaan : immers, ze duiden niet alleen onze heiligheid en rechtvaardigheid aan, maar ook twee andere waarheden, die met de heiligheid nauw in verband staan : het lijden van Christus, onze Verlosser, dat de oorzaak is van onze heiligheid, het eeuwig leven en de hemelse zaligheid, waarheen onze heiligheid, als naar haar einde, moet gericht zijn. Omdat dit in alle sacramenten kan nagegaan worden, hebben de heilige Kerkleraars terecht geleerd dat elk sacrament een drievoudige betekenis bezit : het brengt een feit uit het verleden in herinnering, het wijst op een genade die nu gegeven wordt, en het bevat ook een voorspelling van wat nog komen moet. En men mene niet, dat zij dit op eigen gezag geleerd hebben, zonder het door het getuigenis van de Heilige Schriftuur te kunnen bevestigen ; want als de Apostel zegt : “Wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, zijn in zijn dood gedoopt,„ 8, dan toont hij daardoor dat het doopsel een sacrament moet genoemd worden, omdat het de herinnering aan het lijden en de dood van Christus in ons vernieuwt. Als hij verder zegt : “Wij zijn met Hem door het doopsel begraven in de dood, opdat wij, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de glorie van de Vader, ook wij in een nieuw leven zouden wandelen,„ 9, dan geeft hij ons duidelijk te kennen dat het doopsel een teken is, waardoor ons wordt beduid dat ons de hemelse genade is ingestort en ons helpt om een nieuw leven te leiden en al de plichten der godsvrucht gemakkelijk en edelmoedig te vervullen. En als hij besluit met deze woorden : “Indien wij met Hem vergroeid zijn door de gelijkenis met zijn dood, dan zullen wij het ook zijn door de gelijkenis met zijn opstanding, dan is het niet te betwijfelen dat het doopsel ons een klaar beeld geeft van het eeuwig leven, dat we eens, dank aan dat sacrament, zullen bekomen.

Een sacrament kan verscheiden genaden aanduiden. #

Buiten die drievoudige betekenis, gebeurt het ook dat een sacrament verscheiden genaden uitdrukt en aanduidt, die onmiddellijk gegeven worden. Dat is licht om begrijpen als we de allerheiligste Eucharistie beschouwen : daar toch wordt de tegenwoordigheid van het heilig Lichaam en Bloed van onze Heer aangeduid, en tevens de genade, waaraan degenen, die het met een rein gemoed ontvangen, deelachtig worden.

Uit al wat we tot hiertoe zegden, zullen de pastoors stof genoeg kunnen putten om aan te tonen wat al wonderen van goddelijke almacht, wat al geheimenissen in de sacramenten van de nieuwe wet besloten zijn, en om de gelovigen te overtuigen dat ze de sacramenten met de diepste vroomheid moeten eren en ontvangen.

Waarom heeft Christus de sacramenten ingesteld ? #

Om aan de gelovigen te leren een goed gebruik te maken van de sacramenten, schijnt niets beter geschikt te zijn dan uit te leggen om welke redenen de sacramenten ingesteld werden. En die redenen zijn talrijk.

Een eerste reden is de zwakheid van de menselijke geest : door zijn natuurlijke kracht is het voor de mens niet mogelijk de kennis van geestelijke en onstoffelijke zaken te verwerven, zonder de hulp van een of andere zinnelijke waarneming. Om ons toe te laten gemakkelijker te begrijpen wat door de verborgen kracht van God in ons uitgewerkt wordt, heeft de almogende Schepper van alle wezens, in zijn oneindige wijsheid en zijn goedheid voor ons, gewild dat zijn geheime werking ons zou duidelijk gemaakt worden door tekens die onder onze zinnen vallen, De heilige Johannes Chrysostomus zegt het zo schoon: “als de mens geen lichaam had, dan zou God hem geestelijke goederen gegeven hebben, zonder stoffelijke omhulsels ; doch de ziel is verenigd met een lichaam, en daarom was het nodig dat zij van de hulp der zichtbare dingen gebruik maakte, om tot de kennis der geestelijke te komen„ 10.

Een tweede reden is, dat onze geest niet gemakkelijk te bewegen is om te geloven hetgeen ons beloofd wordt. Het is daarom dat God, van af het begin van de wereld, zeer dikwijls door uitdrukkelijke beloften verklaarde wat Hij had voorgenomen te doen ; en als Hij soms een gebeurtenis aankondigde, die te groot scheen om geloofd te worden, dan voegde Hij bij zijn woorden ook tekens, die dikwijls als ware mirakelen moesten aanzien worden. Als God Mozes zond om het volk van Israël te verlossen, vreesde Mozes dat hij, zelfs met de hulp van God, de last niet zou kunnen dragen die hem opgelegd werd, en dat het volk geen geloof zou hechten aan de boodschap die hij van Gods wege moest brengen ; dan heeft God door vele wondertekenen zijn belofte bekrachtigd. Evenals dus God, in het Oud Testament, tekens gaf om de zekerheid van zijn beloften te bevestigen, zo deed ook Christus, onze Zaligmaker, in de Nieuwe Wet. Hij beloofde ons de vergiffenis der zonden, de hemelse genade, de mededeling van de Heilige Geest : doch daarbij stelde Hij tekens in, die wij met de ogen en andere zintuigen kunnen waarnemen, als onderpand van zijn beloften, opdat wij nooit zijn getrouwheid in het vervullen van die beloften zouden betwijfelen.

Een derde reden was, dat de sacramenten in ons bereik moesten zijn als heelmiddelen, of, zoals de heilige Ambrosius schrijft, als de geneesmiddelen van de Samaritaan uit het Evangelie, om de gezondheid van de ziel terug te bekomen of te beschermen. De kracht die uit het lijden van Christus vloeit, dit is, de genade die Hij voor ons op het altaar van het kruis verdiende, moet op ons neerstromen door het kanaal der sacramenten : zonder die kracht kan er voor niemand enige hoop op redding bestaan. Daarom heeft onze goedertieren Zaligmaker in de Kerk zijn sacramenten willen laten, bezegeld met zijn woord en zijn belofte, opdat we zonder enige twijfel zouden geloven dat daardoor de vrucht van zijn lijden in waarheid op ons toegepast wordt, zo elk van ons met geloof en godsvrucht dit middel van genezing wil gebruiken.

Doch daar komt nog een vierde reden bij die de instelling van de sacramenten noodzakelijk maakte : er moesten kentekens en zinnebeelden bestaan, waaraan men de gelovigen zou erkennen. De heilige Augustinus leert immers, dat het niet mogelijk is, uit een vereniging van mensen één lichaam te vormen, zomin voor de ware als voor een valse godsdienst, zo ze niet verbonden worden door zichtbare tekens. De sacramenten van de Nieuwe Wet onderscheiden de christenen van de ongelovigen, en verenigen de gelovigen onderling met een heiligen band. Een andere reden, die de instelling van de sacramenten ten volle wettigt, vinden we in deze woorden van de Apostel : “Men gelooft met het hart om rechtvaardig te worden, en men belijdt met de mond om zalig te worden„ 11. Welnu, door de sacramenten belijden we ons geloof en maken we het kenbaar voor de mensen. Daarom getuigen we openlijk, als we het doopsel gaan ontvangen, dat we geloven in de geestelijke zuivering der ziel, door de kracht van het water dat over ons hoofd wordt gegoten. Verder hebben de sacramenten een grote kracht, niet alleen om in onze zielen het geloof op te wekken en te onderhouden, maar ook om de liefde te doen ontbranden die wij elkaar moeten toedragen, als we gedenken dat wij, door de deelachtigheid aan de heilige geheimen, door de innigste band verenigd zijn en allen ledematen werden van éénzelfde lichaam.

Eindelijk, — en dat is van het hoogste belang voor de vorming van ons godsdienstig leven — bedwingen en beteugelen ze de hoogmoed van de menselijke geesten oefenen ze ons in de nederigheid : immers, we worden verplicht ons aan zichtbare dingen te onderwerpen om aan God te gehoorzamen, nadat we Hem verlaten hadden om de wereld te dienen.

Dit alles zal men aan de gelovigen voorhouden over de naam, het wezen en de instelling van de sacramenten ; na dit met zorg uitgelegd te hebben, zullen de pastoors verder moeten leren waaruit elk sacrament bestaat, welke er de verschillende delen van zijn, en welke riten en ceremoniën er moeten bij onderhouden worden.

Noodzakelijke bestanddelen van een sacrament. #

Vooreerst moet men uitleggen, dat de uitwendige zaak, waarover we in de bepaling van het sacrament spraken, niet enkelvoudig is, alhoewel ze toch maar één enkel teken uitmaakt. Er zijn immers voor elk sacrament twee bestanddelen : het ene is de stof, en wordt element genoemd, het andere is de vorm, en bestaat eenvoudig uit woorden : zo hebben wij het van de Vaders geleerd. Het getuigenis van de heilige Augustinus, over dit onderwerp, Is door iedereen gekend : “Het woord, gevoegd bij het element, maakt het sacrament, 12. Als men dus spreekt van een uitwendige zaak, verstaat men daardoor niet alleen de stof of element, zoals het water in het Doopsel, het chrisma in het Vormsel, de olie in het heilig Oliesel, die allen onder de zinnen vallen ; maar ook de woorden, die er de vorm van zijn, en die door de oren opgevangen worden. Beide bestanddelen heeft de Apostel klaar aangeduid in deze woorden : “Christus heeft de Kerk bemind en Zichzelf voor haar overgeleverd, om haar te heiligen door haar te reinigen in het waterbad, door de woorden van het leven„ 13. In deze tekst wordt de stof en de vorm van het sacrament duidelijk aangegeven.

Waarom worden de woorden bij de stof gevoegd ? #

Bij de stof moesten woorden gevoegd worden, om klaarder en duidelijker de betekenis te doen uitkomen van wat in het sacrament gebeurt. Het is immers zeker, dat de woorden de krachtigste zijn van alle tekens ; moesten de woorden ontbreken, dan zou men moeilijk kunnen weten wat de stof van de sacramenten aanwijst en betekent. Nemen we bijvoorbeeld het doopsel : het water dient zowel tot verfrissing als tot zuivering, en kan zowel van het een als van het ander een teken zijn. Zo dus, bij het gebruik van water, geen woorden gevoegd werden, dan zou men wel door veronderstelling kunnen gissen welke van die twee betekenissen hier de juiste is, maar niemand zou het met zekerheid kunnen bevestigen ; nu echter weten we dadelijk, door de woorden die uitgesproken worden, dat het water hier dient om reiniging te geven en te betekenen.

Waardigheid der sacramenten van de Nieuwe Wet. #

Daarin staan onze sacramenten ver boven die van de Oude Wet : voor zoveel ons bekend is, werd in de Oude Wet, bij het toedienen van de sacramenten, geen vaste vorm onderhouden ; het gevolg daarvan was, dat ze zeer onzeker en onduidelijk bleven. Integendeel, door onze sacramenten is de vorm van de woorden zo streng voorgeschreven, dat het sacrament nietig is zo men er van afwijkt ; daarom ook zijn ze zo gemakkelijk te begrijpen, en laten ze niet de minste twijfel over.

Stof en vorm zijn dus de delen, die tot het wezen en de zelfstandigheid van de sacramenten behoren, en waaruit elk sacrament noodzakelijk moet bestaan.

Betekenis en aard van de ceremoniën in de sacramenten. #

Bij die hoofdzakelijke bestanddelen worden de ceremoniën gevoegd. Alhoewel die niet zonder zonde kunnen achtergelaten worden, tenzij er de nood toe dwingt, toch leert ons het geloof dat het wezen van het sacrament niet verminderd wordt zo men ze achterlaat, omdat ze niet tot de natuur der zaak behoren. Toch werd terecht, vanaf de eerste eeuwen van de kerk, het gebruik bewaard, de sacramenten met plechtige ceremoniën toe te dienen. Vooreerst past het ten zeerste, dat we de heilige geheimen met eerbied omringen, om daardoor te tonen dat wij de heilige zaken ook heilig behandelen ; verder worden de uitwerksels van de sacramenten door de ceremoniën klaarder uitgedrukt en voor onze ogen gesteld, en wordt meer nadruk gelegd op hun heiligheid. Bij het volgen en het aandachtig nagaan van de ceremoniën, stijgt de geest tot de beschouwing van hemelse zaken, het geloof en de liefde worden meer opgewekt. Daarom zal men de uiterste zorg besteden aan de uitleg van de ceremoniën, die bij het toedienen van ieder sacrament onderhouden worden,

Hoeveel sacramenten zijn er in de katholieke Kerk ? #

Ook over het getal der sacramenten moet gesproken worden ; die kennis is van groot nut voor de gelovigen, want, als ze begrijpen dat God ons vele hulpmiddelen bereid heeft voor onze zaligheid en het eeuwig leven, zullen ze met grotere vroomheid al de krachten van hun ziel gebruiken om zijn eindeloze goedheid te loven en te prijzen.

Volgens de getuigenissen van de Heilige Schriftuur, de overlevering der Vaders en de uitspraken van de kerkvergaderingen 14, bestaan er in de katholieke Kerk zeven sacramenten.

Waarom zijn er niet meer of niet minder sacramenten ? #

Waarom er niet meer, en ook niet minder sacramenten zijn, kan men met enige waarschijnlijkheid afleiden uit de gelijkenis tussen het natuurlijk en het geestelijk leven. Om aan de mens toe te laten te leven, het leven te bewaren en het nuttig te maken voor zich zelf en voor de gemeenschap, moeten zeven vereisten vervuld zijn : hij moet geboren worden, groeien en gevoed worden ; als hij ziek valt, moet hij genezen ; zijn verzwakte krachten vragen herstelling ; de gemeenschap vraagt dat er nooit leiders ontbreken, die macht en gezag hebben om te besturen ; eindelijk moet de mens, door het wettig voortbrengen van kinderen, zijn eigen voortbestaan en dat van het menselijk geslacht verzekeren.

De ziel, die voor God leeft, heeft dezelfde behoeften ; daaruit kan men dus gemakkelijk besluiten hoeveel sacramenten er moeten zijn.

In de Heilige Schriftuur vinden we het bewijs dat er zeven sacramenten zijn. #

Het eerste sacrament is het Doopsel ; het is als de ingang tot de andere, en doet ons herboren worden voor Christus. Daarna komt het Vormsel : het vermeerdert de genade in ons, en versterkt ons door zijn kracht. Volgens de heilige Augustinus, waren de apostelen reeds gedoopt als de Heer hun zegde : “Blijft in de stad, totdat gij met kracht uit de hoge bekleed wordt„ 15.

De Eucharistie is het derde sacrament ; zij is het ware voedsel, dat onze geest voedt en onderhoudt ; het is daarover dat de Zaligmaker sprak : “Mijn vlees is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drank„ 16.

Daarop volgt de Biecht, die ons de verloren gezondheid wedergeeft, nadat de zonde ons kwam kwetsen. Dan hebben we het heilig Oliesel, waardoor de overblijfselen van de zonde weggenomen worden, en de krachten van de ziel hersteld : het is over dat sacrament dat de heilige Jacobus getuigt : “heeft iemand gezondigd, het zal hem vergeven worden„ 17. Dan volgt het Priesterschap, dat de macht geeft om voor altijd de sacramenten toe te dienen in de Kerk, en om al de heilige bedieningen uit te oefenen. En eindelijk het Huwelijk, dat ingesteld is om, door de wettige en heilige vereniging van man en vrouw, kinderen voort te brengen en godsdienstig op te voeden, tot glorie van God en tot voortzetting van het menselijk geslacht.

Al de sacramenten zijn niet even noodzakelijk, en bezitten ook niet dezelfde waardigheid. #

Alhoewel alle sacramenten een goddelijke en wonderbare kracht in zich bevatten, toch moet men bemerken dat ze niet allen even noodzakelijk zijn, en ook niet allen dezelfde waardigheid of dezelfde betekenis hebben. Drie zijn er, die, alhoewel niet om dezelfde reden, toch meer noodzakelijk zijn dan de andere. Het Doopsel is noodzakelijk voor iedereen, zonder enige uitzondering : zo verklaart ons de Zaligmaker door deze woorden : “Wie niet uit water en Geest herboren wordt, kan in het rijk van God niet ingaan„ 18. De Biecht is alleen noodzakelijk voor hen die, na het Doopsel, zich plichtig gemaakt hebben aan doodzonde ; zij kunnen aan de eeuwige straf niet ontkomen, zo ze de bedreven zonde niet behoorlijk uitboeten. En ook het Priesterschap is volstrekt noodzakelijk, wel niet voor elke gelovige, maar toch voor gans de Kerk. Beschouwen we de waardigheid in de sacramenten, dan staat de Heilige Eucharistie ver boven al de andere, door haar heiligheid, door de menigte en de verhevenheid van de geheimen die ze bevat. Doch dat alles zal gemakkelijker begrepen worden, als we zullen uitleggen wat op elk sacrament afzonderlijk betrekking heeft.

Wie is de insteller en de voornaamste bedienaar van de sacramenten ? #

We hebben nu na te gaan wie ons die heilige en goddelijke geheimenissen geschonken heeft. Het valt immers niet te betwijfelen dat de waarde van een uitstekende weldaad verhoogd wordt door de waardigheid en de grootheid van hem die er ons mee begunstigt.

Doch de oplossing van die vraag kan geen moeilijkheden opleveren. Immers, God maakt de mensen rechtvaardig, en de sacramenten zijn de wonderbare werktuigen waardoor wij de rechtvaardigheid verwerven ; zo is het duidelijk dat wij een en dezelfde God, Christus, moeten erkennen als bron van de gerechtigheid en als insteller van de sacramenten De sacramenten bezitten ook een kracht en een werking, die het innigste van de ziel bereikt. Doch het is eigen aan de macht van God alleen, tot het hart en de geest van de mens door te dringen ; daaruit blijkt nogmaals dat God zelf, door Christus, de sacramenten ingesteld heeft, gelijk we ook vast moeten geloven dat Hij het is die er de innerlijke vruchten van uitdeelt. De heilige Johannes bevestigt dat hij dit getuigenis over Christus ontvangen heeft: « Die mij zond om met water te dopen, die zegde mij : Op wie gij de Geest zult zien nederdalen en boven Hem rusten, die is het die doopt in de Heilige Geest„ 19.

God gebruikt mensen om de sacramenten toe te dienen. #

Alhoewel God de insteller en uitdeler van de sacramenten is, heeft Hij gewild dat ze in zijn Kerk zouden toegediend worden, niet door engelen maar door mensen. Volgens de bestendige overlevering van de heilige Vaders is die bediening niet minder nodig voor de wettigheid van de sacramenten, dan de stof en de vorm.

De bedienaar kan door zijn eigen onwaardigheid geen beletsel zijn voor de kracht van de sacramentele genade. #

De bedienaars van de heilige sacramenten oefenen hun bediening uit niet in hun eigen naam, maar in de naam van Christus. Daardoor komt het dat ze waarlijk de sacramenten voltrekken en toedienen, zonder onderscheid tussen goede en slechte priesters, op voorwaarde dat ze de stof en de vorm gebruiken, die de katholieke Kerk, volgens de instelling van Christus, altijd gebruikt heeft, en dat ze het inzicht hebben te doen hetgeen de Kerk doet bij het toedienen van de sacramenten. We mogen dus zeggen dat niets de uitwerking der genade kan beletten, ten ware diegenen, die ze ontvangen, zich zelf van een zo groot goed wilden beroven en aan de Heilige Geest wilden weerstaan. In zijn werken tegen de Donatisten bewijst de heilige Augustinus zonneklaar dat deze lering altijd met volle zekerheid door de Kerk aangenomen werd. Verlangen wij ook getuigenissen uit de Heilige Schriftuur ? Hoor dan maar wat de Apostel zegt : “Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God heeft de wasdom gegeven. Zo dat noch de planter iets is, noch de begieter, maar God die wassen doet„ 20. Daaruit kan men gemakkelijk begrijpen dat, evenals de boosheid van degenen die een boom planten, de boom niet kan benadelen, zo ook degenen die, door de bediening van zondige mensen, geënt worden op Christus, geen letsel kunnen ondergaan van zonden die hun vreemd zijn. De heilige Vaders hebben ons geleerd, steunende op het Evangelie van de heilige Johannes, dat ook Judas Iskariot vele mensen gedoopt heeft, en toch wordt er nergens gezegd dat een van hen moest herdoopt worden. De heilige Augustinus schreef daarover wonderschoon : “Judas doopte, en men doopte na Judas niet terug ; Johannes doopte, en men doopte terug na Johannes; want het doopsel dat Judas gaf, was het doopsel van Christus, en het doopsel dat Johannes gaf, was het doopsel van Johannes. We stellen Judas niet boven Johannes ; maar het doopsel van Christus, ook als het door de hand van Judas werd toegediend, stellen we, en met reden, boven het doopsel van Johannes, al werd het ook door Johannes zelf gegeven„ 21.

Wat te denken over degenen die met een onzuiver geweten de sacramenten toedienen ? #

Toch moeten de pastoors en andere bedienaars van de sacramenten, bij het horen van deze waarheid, niet gaan menen dat ze niet moeten bekommerd zijn om een zuiver geweten en een rechtvaardig leven, en dat het voldoende is alleen te zorgen voor een geldig toedienen van de sacramenten. Zeker moeten ze daar zorgvuldig op letten, maar daarin is niet alles gelegen wat tot hun bediening behoort. Ze moeten altijd indachtig zijn, dat de sacramenten nooit de goddelijke kracht verliezen die er aan gehecht werd, maar dat ze ook een oorzaak zijn van eeuwig verderf en dood voor degenen, die ze met een onrein geweten toedienen. We kunnen immers niet dikwijls genoeg zeggen en herzeggen, dat de heilige zaken heilig en vroom moeten behandeld worden, Bij de Profeet lezen we: “God heeft tot de zondaar gezegd : Waarom verkondigt gij mijn geboden en spreekt gij over mijn verbond, gij die mijn wet haat ?„ 22. Indien het aan de mens, die met zonden besmet is, zelfs niet geoorloofd is over goddelijke zaken te spreken, welk een misdaad bedrijft dan niet degene, die, bewust van vele ongerechtigheden, toch niet vreest de heilige woorden uit te spreken met een onreine mond, de heilige geheimen aan te raken en te behandelen met besmeurde handen, en ze aan anderen uit te reiken en toe te dienen ? De heilige Dionysius schrijft dat het aan de bozen niet toegelaten is de Symbolen (zo noemt hij de sacramenten) aan te raken. Dat dan de bedienaars van de heilige zaken vóór alles de heiligheid betrachten ; dat zij met een zuiver gemoed de sacramenten toedienen, en zozeer de godsvrucht behartigen dat zij, uit het veelvuldig behandelen en gebruiken van de sacramenten, met Gods hulp van dag tot dag mogen groeien in genade.

De twee voornaamste uitwerkselen van de sacramenten. #

Na die uitleg gegeven te hebben, moet men leren welke de vruchten zijn van de sacramenten. Dit zal niet weinig licht bijbrengen, om de bepaling, die wij hoger gaven, op te helderen. Er zijn twee voorname uitwerkselen.

Op de eerste plaats stelt men, en met reden, de genade die de gewijde schrijvers gewoonlijk heiligmakende gratie noemen ; dit uitwerksel toont ons de Apostel duidelijk aan, als hij zegt dat Christus de Kerk bemind heeft en zichzelf voor haar heeft overgeleverd “om haar te heiligen door haar te reinigen in het bad, met het woord van het leven„ 23. Hoe het mogelijk is dat een zo grote en wonderbare zaak door het sacrament uitgewerkt wordt ; hoe, volgens het woord van de heilige Augustinus, het water, dat het lichaam wast, ook het hart kan raken, dat kan door de rede en het verstand van de mens niet begrepen worden. Het staat immers vast, dat geen enkele zichtbare zaak van natuur kracht bezit om tot de ziel door te dringen. Maar we weten door het licht van het geloof, dat aan de sacramenten de kracht van de almachtige God gegeven werd, en dat ze daardoor uitwerksels hebben die geen enkele natuurlijke zaak door eigen kracht kan bekomen.

In de eerste tijden van de Kerk werden de uitwerkselen van de sacramenten op wonderbare wijze aangeduid. #

Om in de geest van de gelovigen niet de minste twijfel te laten bestaan over dit uitwerksel, wilde de allerbarmhartigste God, als de sacramenten eerst toegediend werden, door mirakelen aantonen wat innerlijk uitgewerkt werd ; die mirakelen moeten ons vast doen geloven dat die innerlijke uitwerksels bestendig blijven bestaan, al zijn ze ook ver buiten het bereik van onze zinnen. We spreken nu niet over het doopsel van de Zaligmaker in de Jordaan : de hemel ging open, en de Heilige Geest verscheen onder de gedaante van een duif, om ons te kennen te geven dat zijn genade in onze ziel wordt gestort als wij door de heilzame wateren van het Doopsel gezuiverd worden ; daarover spreken we niet, omdat dit wonder meer betrekking heeft op de heiliging van het Doopsel dan op de vrucht die men door dit sacrament ontvangt. Doch wat lezen we over Sinksendag ? Toen ontvingen de apostelen de Heilige Geest, ze werden daardoor vuriger en moediger om de waarheid van het geloof te verkondigen en om de gevaren te gemoet te gaan om wille van Christus’ glorie : welnu, toen ontstond er uit de hemel een gedruis als van een hevige aanwaaiende wind, en tongen als van vuur verschenen hun en gingen uiteen 24. Daaruit verstaan wij, dat door het Sacrament van het Vormsel ons dezelfde Geest gegeven wordt en dezelfde krachten, zodat we het vlees, de wereld en de duivel, onze eeuwige vijanden, met moed kunnen bestrijden en weerstaan. En die mirakelen werden, in de eerste tijden van de Kerk, gezien, telkens de apostelen de sacramenten toedienden, totdat zij einde lijk ophielden, als het geloof genoeg bevestigd en versterkt was.

Verschil tussen de sacramenten van de Oude en van de Nieuwe Wet. #

Uit hetgeen wij nu gezegd hebben over het eerste uitwerksel van de sacramenten, namelijk de heiligmakende gratie, is het ook duidelijk dat de sacramenten van de Nieuwe Wet een verhevener en voortreffelijker kracht bezitten dan de sacramenten van de Oude Wet ; die waren slechts zwakke en schamele elementen 25, en heiligden de onreinen om rein te worden naar het vlees 26, niet naar de ziel ; zij waren ook maar ingesteld om te verbeelden wat door onze geheimen zou uitgewerkt worden. De sacramenten van de Nieuwe Wet, integendeel, zijn gevloeid uit de Zijde van Christus, die, door de Heilige Geest, zichzelf als een onbevlekte Offerande aan God heeft opgedragen ; zij zuiveren ons geweten van dode werken, om de levende God te dienen 27, en brengen, door de kracht van het Bloed van Christus, de genade voort die zij betekenen. Als we onze sacramenten vergelijken met die van de Oude Wet, zullen we bevinden dat ze niet alleen meer kracht bezitten, maar ook overvloediger vruchten dragen en ontzagwekkender zijn door hun heiligheid.

Welke sacramenten drukken een merkteken in de ziel ? #

Het tweede uitwerksel van de sacramenten is het merkteken, dat zij in de ziel drukken ; niet alle sacramenten hebben dit uitwerksel, het is eigen aan drie : het Doopsel, het Vormsel en het Priesterschap.

Als de Apostel zegt : “God heeft ons gezalfd, die ook zijn zegel op ons geslagen heeft, en het onderpand van de Geest in onze harten gelegd heeft„ 28, dan bedoelt hij door die zegel het merkteken, waaraan het eigen is iets te merken en kenbaar te maken.

Dit merkteken is als een onderscheidingsteken, dat in de ziel gedrukt wordt ; het kan nooit meer uitgewist worden en blijft voor eeuwig. De heilige Augustinus schreef daarover : “Zouden de sacramenten van de christenen van geringer kracht zijn, dan het lichamelijk merkteken dat de soldaat onderscheidt ? Want als een soldaat het leger verlaten heeft en er terug naartoe gaat, dan ontvangt hij geen nieuw merkteken, maar het oude wordt herkend en goed bevonden„ 29.

Waartoe dient het merkteken ? #

Het merkteken heeft een dubbel uitwerksel : het maakt ons bekwaam om iets heilig te ontvangen of uit te werken, en het onderscheidt ons van degenen die het niet ontvingen. Het merkteken van het Doopsel geeft ons de twee uitwerksels : we worden er door bekwaam gemaakt om de andere sacramenten te ontvangen, en het verschil tussen gelovigen en heidenen wordt er door aangeduid. Hetzelfde kan men nagaan in het merkteken van het Vormsel en het Priesterschap : het Vormsel wapent ons en rust ons uit als soldaten van Christus, om zijn naam in ’t openbaar te belijden en te verdedigen, en om te strijden tegen de vijand die in ons woont, en tegen de boze geesten in de lucht 30 ; en tegelijkertijd doet het merkteken van het Vormsel het verschil uitschijnen tussen ons en de nieuw-gedoopten, die nog als pasgeboren kinderen zijn 31. En het Priesterschap schenkt de macht om de sacramenten te voltrekken en toe te dienen, en onderscheidt ook, door zijn merkteken, degenen die met die macht bekleed zijn van het gewone volk. We moeten ons dus houden aan de bepaling van de katholieke Kerk, die ons leert dat deze drie sacramenten een merkteken inprenten, en dat ze nooit een tweede maal mogen ontvangen worden.

Hoe zullen de pastoors bekomen dat de gelovigen de sacramenten eren en ze vroom ontvangen ? #

Dit alles zal men onderwijzen over de sacramenten in het algemeen. In het geven van die uitleg, zullen de pastoors een dubbel doel voor ogen hebben en met de meeste zorg trachten te bereiken. Vooreerst moeten de gelovigen leren begrijpen welk ontzag, eerbied en hoogachting deze goddelijke en hemelse gaven verdienen ; en verder, vermits de sacramenten door de allerbarmhartigste God voor de zaligheid van allen ingesteld zijn, moeten de gelovigen er een vroom en godsdienstig gebruik van maken ; met zoveel vurigheid moeten zij naar de christelijke volmaaktheid verlangen, dat ze het als een grote schade aanzien enige tijd beroofd te zijn van het heilzaam gebruik der Biecht en der Heilige Eucharistie. De pastoors zullen daar gemakkelijk toe komen, zo zij aan de gelovigen dikwijls voorhouden hetgeen we gezegd hebben over de goddelijkheid en de uitwerkselen van de sacramenten : ze zijn ingesteld door onze Heer en Zaligmaker, van wie slechts het allervolmaakste kan voortkomen ; bij het toedienen van de sacramenten is de Heilige Geest aanwezig, en zijn alvermogende kracht dringt door tot in het diepste van ons hart ; zij bezitten een wonderbare en zekere kracht om onze zielen te genezen ; door hen dalen de oneindige rijkdommen van het lijden van Jezus over ons neer.

Ten slotte zullen zij er op wijzen dat gans het christen gebouw voorzeker gegrondvest is op de onwankelbare hoeksteen, die Christus is ; maar dat er toch grote vrees bestaat dat het zal wankelen en grotendeels instorten, zo het niet geschraagd wordt door de prediking van het woord van God en het ontvangen van de sacramenten. Het is door de sacramenten dat wij het leven ontvangen ; zij zijn ook het voedsel dat ons sterkt en bewaart en groeien doet.


  1. Matth. VII, 6. ↩︎

  2. Eph. I, 9. ↩︎

  3. I Tim. III, 16. ↩︎

  4. Sap. II, 22. ↩︎

  5. S. Aug. de Civit. Dei, lib. X, cap. 5. ↩︎

  6. Rom. IV, 11 ↩︎

  7. Rom. VI, 3, 4. ↩︎

  8. Rom. VI, 3. ↩︎

  9. id, VI, 4. ↩︎

  10. S. Chrysost. Hom. LXXXIII in Matth. ↩︎

  11. Rom. X, 10. ↩︎

  12. S. Aug., tract. LXXX in Joan. ↩︎

  13. Eph. V, 25, 26. ↩︎

  14. Conc. Trid. Sess. VII, can. I. ↩︎

  15. Luc. XXIV, 49. ↩︎

  16. Jo. V, 56. ↩︎

  17. Jac. V, 16. ↩︎

  18. Jo. III, 5. ↩︎

  19. Jo. I, 33. ↩︎

  20. 1 Cor. III, 6, 7. ↩︎

  21. S. Aug. tract. 5. in Joan. ↩︎

  22. Ps. XLIX, 16, 17. ↩︎

  23. Eph. V, 25, 26. ↩︎

  24. Act. II, 2. ↩︎

  25. Gal. IV, 9 ↩︎

  26. Hebr. IX, 13 ↩︎

  27. id. IX, 14 ↩︎

  28. II Cor. I, 22. ↩︎

  29. S. Aug., lib. II contra Epist. Parm., cap. XII. ↩︎

  30. Eph. VI, 11, 12. ↩︎

  31. I Petr. II, 2. ↩︎