Ik geloof in de Heilige Geest. #
Noodzakelijkheid en voordeel van het geloof in de Heilige Geest. #
Tot hiertoe hebben wij uiteengezet al wat betrekking heeft op de eerste en de tweede Persoon der Heilige Drievuldigheid, voor zoveel het vooropgestelde doel het vergde. Er blijft ons nu uit te leggen wat in het symbolum gezegd wordt over de derde Persoon, de Heilige Geest. Aan die uitleg zullen de pastoors al hun ijver en zorg besteden, want aangaande deze waarheden is onwetendheid of verkeerd begrip evenmin geoorloofd als voor de overige artikelen. Daarom duldde de Apostel niet dat sommige Ephesiërs de Heilige Geest niet kenden : als hij hun vroeg of zij de Heilige Geest ontvangen hadden, en zij ten antwoord gaven dat ze niet eens wisten dat er een Heilige Geest bestaat, stelde hij hun onmiddellijk de vraag : “Welk doopsel hebt gij dan ontvangen ?„ 1 Door die woorden gaf hij hun te verstaan, dat een klare kennis van dit artikel ten zeerste nodig is voor de gelovigen. Als ze aandachtig overwegen dat ze aan de Heilige Geest te danken hebben al wat ze bezitten, dan zullen ze uit die kennis het grote voordeel halen, nederiger en bescheidener over zichzelf te denken en al hun hoop te stellen in de bijstand van God : dat moet voor de christen mens de eerste trap zijn naar de hoogste wijsheid en de hoogste zaligheid.
De naam “Heilige Geest„ wordt niet uitsluitelijk aan de derde Persoon der Heilige Drievuldigheid gegeven. #
Men zal best de verklaring van dit artikel beginnen, met de betekenis van de naam “Heilige Geest„ aan te duiden. Die naam kan evengoed aan de Vader en de Zoon gegeven worden, want beiden zijn Geest en heilig — we belijden immers dat God een Geest is ; ook de engelen en de zielen der rechtvaardigen kunnen heilige geesten genoemd worden : daarom moet men er wel voor zorgen, dat de verschillende betekenissen van dit woord het volk niet in dwaling brengen.
Men moet dan leren dat in dit artikel door het woord “Heilige Geest„ de derde Persoon van de Heilige Drievuldigheid verstaan wordt; in de Heilige Boeken zowel van het Oud als van het Nieuw Testament, komt die naam dikwijls met deze betekenis voor ; David smeekt : “Neem uw Heilige Geest niet van mij weg„ 2 ; in het boek van de wijsheid lezen we : “Wie zal uw gedachten kennen, zo gij uw wijsheid niet geeft, en uw Heilige Geest niet zendt uit de hemel ?„ 3 ; en elders : “Hij zelf heeft haar (de wijsheid) voortgebracht in de Heilige Geest„ 4.
In het Nieuw Testament wordt ons opgelegd te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest 5 ; daar lezen we dat de allerheiligste Maagd ontvangen heeft van de Heilige Geest 6 ; en de Heilige Johannes zendt ons tot Christus, die ons doopt in de Heilige Geest 7. Op vele andere plaatsen nog vindt men dezelfde uitdrukking.
Waarom aan de derde Persoon van de Heilige Drievuldigheid geen eigen naam gegeven werd, evenals aan de andere Personen. #
Het moet ons niet verwonderen dat aan de derde Persoon geen eigen naam gegeven werd, evenals aan de eerste en tweede. De tweede Persoon heeft een eigen naam, en wordt Zoon geheten, omdat zijn eeuwige afkomst van de Vader een eigenlijke voortbrengst genoemd wordt, zoals we in de vorige artikelen uitlegden. En evenals die afkomst met de naam van voortbrengst wordt uitgedrukt, zo noemen we de voortgebrachte Persoon Zoon, en de voortbrengende Persoon Vader. De afkomst van de derde Persoon echter heeft geen eigen naam, maar wordt “ademing„ en “voortkomst„ genoemd ; daaruit volgt dat ook de voortgebrachte persoon geen eigen naam draagt.
De wijze, waarop de Heilige Geest van de Vader en de Zoon voortkomt, heeft geen eigen benaming, omdat we de namen, die we aan God geven, noodzakelijk aan de geschapen wezens moeten ontlenen ; welnu, in de geschapen orde kennen we geen andere mededeling van natuur en wezen dan de voortbrengst ; daardoor komt het, dat we niet bekwaam zijn een eigen benaming te geven aan de wijze waarop God, door de kracht der liefde, zichzelf gans mededeelt. Daarom werd aan de derde Persoon de algemene naam “Heilige Geest„ gegeven ; doch die naam komt Hem bijzonder toe, omdat Hij ons het geestelijk leven instort, en omdat wij zonder zijn goddelijke invloed niets kunnen doen om het eeuwig leven te verdienen.
De Heilige Geest is God, in macht en wezen volkomen gelijk aan de Vader en de Zoon. #
Na die uitleg gegeven te hebben over de naam, moet men vooral aan het volk leren dat de Heilige Geest God is, zowel als de Vader en de Zoon, aan wie Hij in alles gelijk is : Hij is even machtig en eeuwig, oneindig volmaakt, oneindig goed en wijs, en bezit dezelfde natuur als de Vader en de Zoon. Het woordje in drukt die gelijkheid uit, want we zeggen: ik geloof in de Heilige Geest, gelijk we ook voor de andere Goddelijke Personen zeggen, om de kracht van ons geloof te bevestigen.
En ook de Heilige Schriftuur drukt die waarheid uit in de klaarste getuigenissen : de heilige Petrus zegde, in de Handelingen der Apostelen : “Ananias, waarom heeft de Satan uw hart bekoord, om de Heilige Geest te beliegen ?„ en voegde er onmiddellijk bij : “Niet tegen mensen hebt gij gelogen, maar tegen God„ 8 : die hij eerst “Heilige Geest„ genoemd had, noemt hij daarna “God„. De Apostel, in zijn brief aan de Corinthiërs, spreekt over God en legt daarna uit dat hij de Heilige Geest bedoelde : “Er zijn verscheiden bedieningen, doch er is maar één God, die alles in allen uitwerkt… Dit alles werkt één en dezelfde Geest uit, en deelt aan elk in ’t bijzonder uit zoals Hij wil …„ 9.
Verder zien we in de Handelingen der Apostelen dat aan de Heilige Geest toegeschreven wordt wat de Profeten aan de ene God toekenden : Isaïas had gezegd : “Ik hoorde de stem van de Heer die sprak : Wie zal ik zenden ?…. En Hij zeide : Ga en spreek tot dat volk : Verblind het hart van dat volk, maak zijn oren hard en bestrijk zijn ogen, dat het soms niet zie met zijn ogen en met zijn oren hoore„ 10. De Apostel haalt die woorden aan, en voegt er bij : “De Heilige Geest heeft goed gesproken door de profeet Isaïas„ 11.
Verder verenigt de Heilige Schriftuur de Persoon van de Heilige Geest met de Vader en de Zoon, bijvoorbeeld als zij gebiedt het Doopsel toe te dienen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, zodat er niet de minste twijfel kan overblijven over de waarheid van dit geheim : als de Vader God is, en de Zoon God is, dan moeten we noodzakelijk belijden, dat de Heilige Geest, die in eenzelfde verering met Hen verenigd wordt, eveneens God is.
Voeg er nog bij, dat degene die in de naam van enig schepsel gedoopt wordt, daaruit niet de minste vrucht te verwachten heeft : “of werdt gij in de naam van Paulus gedoopt ?„ 12 zo zegt de Apostel, om te tonen dat zulk doopsel hun niets zou baten om de zaligheid te verwerven. Bijgevolg, als we gedoopt worden in de naam van de Heilige Geest, moeten wij belijden dat Hij God is.
Diezelfde orde der drie goddelijke Personen, die een bewijs is van de godheid van de Heilige Geest, vinden we nog in de brief van Johannes: “Drie zijn er die getuigen in de hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest : en deze drie zijn één„ 13, en in de heerlijke lof der Heilige Drievuldigheid, waarmede de Kerk al haar lofzangen en psalmen eindigt : “Glorie zij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest„
Eindelijk, het klaarste bewijs van deze waarheid is, dat de Heilige Schriftuur aan de Heilige Geest toeschrijft al wat we geloven aan God eigen te zijn. Daarom wordt aan de Heilige Geest de eer der tempels toegekend : “Weet gij niet, zo zegt de Apostel, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest?„14 Zo ook wordt Hem de macht toegekend van te heiligen, levend te maken, de geheimen van God te doorgronden, door de profeten te spreken, alom tegenwoordig te zijn: en al die eigenschappen horen alleen aan God toe.
We moeten vast geloven, dat door de naam ‘“Heilige Geest„ de derde, zelfstandige Persoon der Heilige Drievuldigheid aangeduid wordt. #
Verder moet ook met zorg aan de gelovigen uitgelegd worden, niet alleen dat de Heilige Geest God is, maar ook dat Hij de derde Persoon is van de Heilige Drievuldigheid, onderscheiden in de godheid, van de Vader en de Zoon, en door hun wil voortgebracht : zonder andere Schriftuurteksten aan te halen, vinden we die waarheid allerduidelijkst bewezen in de doopwoorden, die de Zaligmaker zelf voorgeschreven heeft 15 : uit die woorden blijkt dat de Heilige Geest de derde Persoon is, die zelfstandig bestaat in de goddelijke natuur, en van de andere Personen onderscheiden is. Het zelfde leert ons ook de Apostel als hij schrijft : “De genade van de Heer Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen. Amen„ 16 Veel klaarder nog wordt die waarheid uitgedrukt in de woorden, die de Vaders van het Concilie van Constantinopel hier hebben bijgevoegd, om de goddeloze dwaling van Macedonius te weerleggen : “(Ik geloof) in de Heilige Geest, de Heer en Gever van het leven, die van de Vader en de Zoon voortkomt ; die samen met de Vader en de Zoon aanbeden en verheerlijkt wordt ; die gesproken heeft door de profeten„ Met de Heilige Geest Heer te noemen, verklaren zij duidelijk hoezeer Hij de engelen overtreft, die nochtans de volmaakste geesten zijn die God geschapen heeft : over hen zegt de Heilige Paulus dat zij dienstgeesten zijn, die tot dienstbetoon afgezonden worden om wille van hen die de zaligheid moeten beërven 17. Zij noemen Hem ook Gever van het leven, omdat de ziel in de vereniging met God meer leven vindt, dan het lichaam dat door de vereniging met de ziel gevoed en onderhouden wordt. En vermits de Heilige Schriftuur die vereniging van de ziel met God aan de Heilige Geest toekent, is het duidelijk dat de Heilige Geest met volle recht mag Gever van het leven genoemd worden.
De Heilige Geest komt voort van de Vader en de Zoon, als van één beginsel. #
Om de volgende woorden uit te leggen : “die van de Vader en de Zoon voortkomt„, zal men aan de gelovigen leren dat de Heilige Geest van de Vader en de Zoon, als van één beginsel, in alle eeuwigheid voortkomt. Dit houdt ons de lering der Kerk als geloofspunt voor, en van die lering mag geen christen mens afwijken, en ook de heilige Boeken en het gezag der kerkvergaderingen bevestigen die lering. Christus onze Heer zegde over de Heilige Geest : “Hij zal mij verheerlijken, want van het mijne zal Hij ontvangen„ 18. Ook hieruit kan men die waarheid afleiden, dat de Heilige Geest in de Heilige Schriftuur soms de Geest van Christus wordt genoemd, en soms de Geest van de Vader ; nu eens wordt gezegd dat Hij door de Vader gezonden wordt, dan weer door de Zoon, zodat het duidelijk blijkt dat Hij zowel van de Vader als van de Zoon voortkomt. “Wie de Geest van Christus niet heeft, is niet van Hem„ 19 zo zegt Sint-Paulus, en ook in zijn brief aan de Galaten spreekt Hij over de Geest. van Christus : “God heeft in uw harten de Geest van zijn Zoon gezonden, die roept: Abba ! Vader !„ 20 Bij de Heilige Mattheus wordt Hij de Geest van de Vader genoemd: “Gij zijt het niet die spreekt, het is de Geest van uw Vader die in u spreekt„ 21. En in het laatste Avondmaal zegde Jezus : “Wanneer de Helper komt, die ik u vanwege de Vader zenden zal, de Geest der waarheid, die van de Vader uitgaat, dan zal die van Mij getuigen„ 22. En elders bevestigt Hij dat diezelfde Geest door de Vader moet gezonden worden: “die de Vader in mijn naam zenden zal„ 23. Vermits die woorden handelen over het voortkomen van de Heilige Geest, is het klaar dat Hij van beide Personen voortkomt. Dit is wat we over de Persoon van de Heilige Geest te leren hebben.
Waarom sommige werkingen en gaven aan de Heilige Geest toegeschreven worden, alhoewel de werking der Heilige Drievuldigheid onverdeeld is. #
Verder moet men leren, dat er zekere wonderbare werkingen en uitstekende gaven zijn, waarvan gezegd wordt dat ze van de Heilige Geest, als van de eeuwige bron van goedheid, voortkomen en uitstralen. Zeker is het waar dat de werken van de Allerheiligste Drievuldigheid, die naar buiten geschieden, gemeen zijn aan de drie goddelijke Personen ; en toch worden vele van die werken aan de Heilige Geest toegeëigend, om ons te doen begrijpen dat ze voortkomen uit de onmetelijke liefde van God tot ons. Immers, vermits de Heilige Geest voortkomt van de goddelijke wil, die als ontvlamd is door de liefde, zo kan men daaruit zien dat de werken, die aan de Heilige Geest toegeschreven worden, gesproten zijn uit de opperste liefde van God tot ons.
Daaruit volgt, dat de Heilige Geest een gave genoemd wordt : want door een gave verstaat men, hetgeen uit zuivere welwillendheid, zonder enige hoop op vergelding, geschonken wordt. En daarom moeten wij, met een vroom en dankbaar gemoed, erkennen dat al de gunsten en weldaden, die wij van God ontvangen hebben (en wat bezitten we, zo zegt de Apostel, dat we van God niet ontvingen ? 24 ) ons geschonken werden door de welwillendheid en de mildheid van de Heilige Geest.
Werking van de Heilige Geest, #
Talrijk zijn de werken van de Heilige Geest : we spreken nu niet over de schepping van de wereld, de vermenigvuldiging en het bestuur der schepselen, waarover we in het eerste artikel gehandeld hebben ; dat de gave van het leven aan de Heilige Geest toegeschreven wordt, hebben we ook pas bewezen, en het getuigenis van Ezechiel bevestigt zulks : “Ik zal u de geest geven, zegt hij, en gij zult leven„ 25. Doch de voornaamste gaven, die meest eigen zijn aan de Heilige Geest, somt de Profeet op : de geest van wijsheid en verstand, de geest van raad en sterkte, de geest van wetenschap en vroomheid, en de geest van vrees voor de Heer : dat alles noemt men gaven van de Heilige Geest, en soms wordt aan die gaven zelf de naam van de Heilige Geest gegeven. Daarom vermaant ons de Heilige Augustinus zeer wijs, dat we moeten nagaan, als in de Heilige Schriftuur over de Heilige Geest gesproken wordt, of daardoor de derde Persoon van de Heilige Drievuldigheid bedoeld wordt, ofwel zijn gaven en werken : tussen beiden ligt dezelfde afstand als tussen de Schepper en het schepsel.
Met bijzondere zorg moeten al deze waarheden uitgelegd worden, omdat wij uit de gaven van de Heilige Geest de voorschriften van het christelijk leven putten en daaruit kunnen ondervinden of de Heilige Geest in ons is.
Doch boven al de andere uitmuntende gaven, moeten wij de genade verheffen die ons rechtvaardig maakt, “en ons verzegelt met de beloofde Heilige Geest die het onderpand is van onze erfenis„ 26. Die genade, immers, verenigt onze ziel met God door de sterkste liefdeband ; daaruit volgt, dat wij, ontstoken door de hoogste ijver der vroomheid, een nieuw leven beginnen, en, deelachtig geworden aan de goddelijke natuur, kinderen van God genoemd worden en het in waarheid ook zijn.
-
Act. XIX, 2. ↩︎
-
Ps. L, 13. ↩︎
-
Sap. IX, 17. ↩︎
-
Eccl. I, 9. ↩︎
-
Matth. XXVIII, 19 ↩︎
-
Luc. I, 35. ↩︎
-
Jo. 1, 33 ; Marc. I, 8. ↩︎
-
Act. V, 3 ↩︎
-
I Cor. XII, 6, 11. ↩︎
-
Isa. VI, 8. ↩︎
-
Act. XXVIII, 25. ↩︎
-
I Cor, I, 13. ↩︎
-
I Jo. V, 7. ↩︎
-
I Cor. VI, 19. ↩︎
-
Matth. XXVIII, 19. ↩︎
-
II Cor. XIII, 13. ↩︎
-
Hebr. 1, 14. ↩︎
-
Jo. XVI, 14. ↩︎
-
Rom. VIII, 7. ↩︎
-
Gal. IV, 6 ↩︎
-
Matth. X, 20. ↩︎
-
Jo. XV, 26. ↩︎
-
Jo. XIV, 26. ↩︎
-
I Cor. IV, 7. ↩︎
-
Ezech. XXXVII, 6. ↩︎
-
Eph. 1, 13. ↩︎