Vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden. #
Drievoudige weldaad van Christus aan zijn Kerk. Betekenis van dit zevende artikel. #
Onze Heer Jezus Christus oefent drie bedieningen uit, die tot luister en sieraad van zijn Kerk strekken : Hij is haar Verlosser, Beschermer en Rechter. Uit de vorige artikelen blijkt dat Hij het mensdom door zijn lijden en dood verlost heeft, en door zijn Hemelvaart voor eeuwig onze bescherming op zich genomen heeft : Zo hebben we Hem nog in dit artikel als Rechter te beschouwen. De betekenis van dit artikel is, dat de Heer Christus, op de uitersten dag, gans het menselijk geslacht zal oordelen.
Dubbele komst van Christus. #
De Heilige Schriftuur spreekt over een dubbele komst van de Zoon van God : Hij kwam een eerste maal, als Hij om wille van onze zaligheid, ons vlees aannam en mens werd in de schoot van een Maagd ; Hij zal een tweede maal komen op het einde van de wereld om alle mensen te oordelen. Die tweede komst wordt in de Heilige Schriftuur de dag van de Heer genoemd ; daarover zegt de Apostel : “De dag van de Heer zal komen als een dief in de nacht„ 1 ; en de Zaligmaker zelf : “Aangaande die dag en dit uur weet niemand iets„ 2 Om ons van de waarheid van het oordeel te overtuigen, zal dit woord van de Apostel wel volstaan : “Wij allen moeten voor de rechterstoel van Christus verschijnen, opdat ieder wegdraagt naarmate hij door het lichaam gedaan heeft, goed of kwaad„ 3. Overvloedig zijn de getuigenissen in de Heilige Schriftuur, — de pastoor zal ze zowat overal ontmoeten — die niet alleen de waarheid van het oordeel bewijzen, maar ze ook duidelijk maken voor de gelovigen : evenals alle mensen, van af het begin van de wereld, vurig verlangen naar de eerste dag van de Heer, de dag waarop Hij zich bekleedde met het menselijk vlees, omdat ze in dat geheim al hun hoop op verlossing stelden ; zo moeten wij, nu de Zoon van God gestorven is en ten hemel gestegen, de tweede dag van de Heer met de grootste begeerten betrachten, de gelukkige hoop verwachten en de glanzende verschijning van de grote God 4.
Hoe dikwijls ieder mens het. oordeel van Christus zal ondergaan. #
Om deze waarheid duidelijker te maken, moet men aan de gelovigen voorhouden dat er twee ogenblikken zijn waarop wij in tegenwoordigheid van God moeten verschijnen om rekenschap te geven van al onze gedachten, werken en woorden en eindelijk het vonnis uit de mond van de Rechter te ontvangen.
Het eerste oordeel heeft plaats op het ogenblik dat ieder van ons sterft : ogenblikkelijk verschijnen we voor de rechterstoel van God, en daar wordt een allerrechtvaardigste oordeel ingesteld over al wat we ooit gedaan, gezegd of gedacht hebben. Dit wordt het bijzonder oordeel genoemd.
Voor het tweede oordeel zullen alle mensen samen, op één dag en op één plaats, voor de rechterstoel van God staan ; alle mensen van alle eeuwen zullen dan zien en horen welk vonnis geveld wordt over elke mens in ’t bijzonder. De uitspraak van dit vonnis zal voor de onrechtvaardige en boze mensen een groot deel uitmaken van hun straf en kwelling ;en de vromen en rechtvaardigen zullen er een grote beloning in vinden dat ieder zal gekend worden zoals hij was in dit leven. Dat is het algemeen oordeel.
Waarom was het nodig, bij het bijzonder oordeel nog een algemeen oordeel te voegen ? #
Het is nodig aan de gelovigen uit te leggen, waarom, naast het bijzonder oordeel dat over elke mens afzonderlijk uitgesproken wordt, nog een algemeen oordeel over alle mensen moet bestaan.
Als de mens sterft, laat hij kinderen na die hem zullen navolgen, of leerlingen of vrienden die zijn voorbeelden, woorden en daden zullen aanhangen en verdedigen : daardoor is het nodig dat de beloning of de straf der overledenen vermeerderd wordt, vermits het nut of het nadeel dat zo op velen overgaat, geen einde zal nemen vóór de laatste dag van de wereld, Het is billijk dat een volkomen onderzoek ingesteld wordt over alle goede of kwade woorden en werken, die aan anderen gelegenheid tot goed of tot kwaad gegeven hebben : dit kan niet geschieden, tenzij in een algemeen oordeel, waarin alle mensen zullen gevonnist worden.
Een tweede reden is deze : de goede naam van vrome mensen wordt dikwijls gekrenkt, en de bozen worden als onschuldigen geprezen. De goddelijke rechtvaardigheid eist dat vromen de achting, die hun ten onrechte ontnomen was, terugbekomen in een openbare samenkomst van alle mensen en in een algemeen oordeel.
Verder bedenke men dat alle mensen, zo goede als kwade, al wat ze in hun leven gedaan hebben, niet zonder hun lichaam deden ; daaruit volgt natuurlijk dat de goede en slechte werken ook behoren tot de lichamen, die er de werktuigen van geweest zijn. Het paste dan ook dat de lichamen, samen met de zielen, deel hadden in de eeuwige beloning of straf die hun toekwam : dit kon weer niet gebeuren zonder de verrijzenis van alle mensen en een algemeen oordeel.
Eindelijk moest het bewezen worden, dat in voorspoed en tegenspoed, die dikwijls bij goeden en kwaden voorkomt, niets geschiedt zonder de leiding van de oneindige wijsheid en rechtvaardigheid van God. Daarom was het nodig, niet alleen dat de rechtvaardigen beloond worden in het andere leven, en de bozen gestraft, maar dat die beloning en die straf in een openbaar en algemeen oordeel toegekend wordt. Zo zal de vergelding op de schitterendste wijze door allen gekend zijn, zo wordt door allen hulde gebracht aan de rechtvaardigheid en de voorzienigheid van God, om de ongewettigde klacht te herstellen die soms zelfs door heilige mannen geuit werd als ze zagen dat de goddelozen rijk en machtig waren en met eer overladen. Zo zegt de Profeet : “Mijn voeten hadden bijna gestruikeld en mijn stappen werden onzeker, want ik was naijverig op de bozen als ik de zondaars in vrede zag leven„ 5; en een weinig verder : “Ziedaar die ondeugende mensen, het gaat hun goed in de wereld en zij worden rijk. Dan heb ik gezegd : Ik heb dus te vergeefs mijn hart gereinigd en mijn handen onder de onschuldigen gewassen, want dagelijks word ik gegeseld, en van ’s morgens vroeg begint mijn kastijding„ 6. Vele anderen hebben daarover geklaagd. Het is dus nodig dat een algemeen oordeel gehouden wordt, opdat de mensen niet zeggen : “God wandelt rond de grenzen van de hemel, en bekommert zich niet om de aarde„ 7. Zo werd terecht de belijdenis van deze waarheid opgenomen in de twaalf artikelen, opdat degenen die twijfelen aan de voorzienigheid en rechtvaardigheid van God, mogen versterkt worden door het overdenken van die lering.
Eindelijk moest het voorhouden van het oordeel de vromen versterken en de bozen doen vrezen: immers, de kennis van Gods rechtvaardigheid zal de deugdzamen behoeden voor val en de zondaars van het kwaad terugroepen door de vrees en de verwachting van de eeuwige straf. Daarom heeft onze Heer en Zaligmaker, als Hij sprak over de uiterste dag, verklaard dat er een algemeen oordeel zal zijn ; Hij heeft de tekens beschreven die het naderen van die dag voorspellen, opdat we door die tekens zouden weten dat het einde van de wereld nabij is. Tenslotte heeft Hij, bij zijn hemelvaart, engelen gezonden naar zijn apostelen die treurden om zijn heengaan, om hen te troosten met deze woorden : “Deze Jezus, die van u ten hemel opgenomen is, zal evenzo op dezelfde wijze weerkomen als gij Hem ten hemel zaagt opvaren„ 8.
Christus, God en mens, werd aangesteld als rechter van het mensdom. #
De Heilige Schriftuur verklaart dat het oordeel aan Christus werd toevertrouwd, niet alleen als God maar ook als mens : alhoewel de macht van te oordelen gemeen is aan de drie goddelijke Personen, toch kennen we die macht vooral aan de Zoon toe, omdat we Hem ook de wijsheid toeschrijven. Dat Hij ook als mens de wereld zal oordelen, dat wordt bevestigd door het getuigenis van Jezus zelf, als Hij zegt “Evenals de Vader leven in Zichzelf heeft, zo vergunde Hij ook aan de Zoon leven te hebben in Zichzelf. En Hij gaf Hem macht om te oordelen, omdat Hij mensenzoon is„ 9.
Waarom het oordeel niet aan de Vader of aan de Heilige Geest toegeschreven wordt. #
Het betaamde ten zeerste dat de Heer Christus ons oordeelde : immers de mensen die ten oordeel komen, moeten met hun lichamelijke ogen de rechter kunnen zien, met hun oren het vonnis horen dat Hij uitbrengt, en het oordeel volledig kunnen volgen met hun zinnen. Daarbij was het ook zeer billijk dat Hij, die door het onrechtvaardigste vonnis van de mensen veroordeeld werd, later ten aanschouwe van allen, als rechter van alle mensen zou zetelen. Als de Prins der Apostelen in het huis van Cornelius de voornaamste punten van de christelijke godsdienst uitgelegd had, en aan zijn toehoorders geleerd had dat Christus door de Joden aan het kruis werd gehecht en gedood, en de derde dag terug verrees, dan voegde hij er om die reden bij : “En Hij gelastte ons, aan het volk te prediken en te betuigen dat Hij de rechter is, door God aangesteld, over levenden en doden„ 10.
Voortekens van het laatste oordeel. #
De Heilige Schriftuur duidt ons drie tekenen aan, die het laatste oordeel zullen voorafgaan : de prediking van het Evangelie over geheel de wereld, de geloofsverzaking van velen, de Antichrist. Zo zegt de Heer : “Dit Evangelie van het rijk zal verkondigd worden over gans de wereld, tot getuigenis voor alle volkeren, en dan zal het einde komen„ 11. En de Apostel vermaant ons, dat we ons door niemand laten verleiden, alsof de dag van de Heer aanstaande was : “Tenzij eerst de afval geschied is en de man van zonde verschenen„ 12, zal het oordeel geen plaats hebben.
Hoe zal het oordeel geschieden, en hoe zal over alle mensen een vonnis geveld worden ? #
Over de manier waarop het oordeel zal geschieden, kan de pastoor gemakkelijk voldoenden uitleg vinden in de voorzeggingen van Daniël 13, in de lering van de Heilige Evangeliën 14, en van de Apostel 15. Het is vooral het vonnis, dat door de Rechter zal uitgesproken worden, dat we hier van nabij te beschouwen hebben.
Christus, onze Zaligmaker, zal met blijheid in de ogen, de rechtvaardigen bezien die aan zijn rechterhand zullen staan, en zal met de uiterste welwillendheid dit oordeel over hen uitspreken “Komt, gezegenden van mijn Vader, neemt bezit van het rijk dat voor u bereid werd van af het begin van de wereld„ 16. Als men die woorden vergelijkt met de veroordeling van de bozen, zal men begrijpen dat niets aangenamer kan gehoord worden ; door die woorden worden de vrome en rechtvaardige mensen geroepen van het werk tot de rust, van een tranendal tot de hoogste vreugde, van de ellende tot een altijddurende zaligheid, die zij door hun liefdewerken verdiend hebben.
Tot welke straffen zullen de bozen veroordeeld worden ? #
Daarna zal de Rechter zich wenden tot hen die aan zijn linkerhand staan, en Hij zal hun gerechtigheid laten geschieden door deze woorden : “Gaat weg van Mij, vermaledijden, in het eeuwig vuur, dat bereid werd voor de duivel en zijn engelen„ 17.
Door de eerste woorden : Gaat weg van Mij, wordt de vreselijkste straf uitgedrukt die de bozen zullen ondergaan : daardoor worden zij van het aanschijn van God verworpen, en zij kunnen geen troost vinden omdat ze geen hoop hebben ooit in het bezit te komen van dit grote goed. Die straf wordt door de godgeleerden de pijn van schade genoemd, omdat de goddelozen in de hel voor eeuwig het licht van Gods aanschijn zullen moeten derven.
En het woord “vermaledijden„ dat er op volgt, komt hun ellende en hun rampen nog zwaarder maken : indien zij ten minste, voor hun verwerping uit de goddelijke tegenwoordigheid, een woord van zegen mochten horen, dat zou hun voorzeker een grote troost zijn. Maar zij hebben niets te verwachten dat hun verlichting brengt, en daarom worden zij terecht bij hun verwerping door de goddelijke rechtvaardigheid met allen vloek beladen.
De pijn van gevoelen, en het gezelschap der verdoemden. #
Volgen dan de woorden: “in het eeuwige vuur„. Die tweede soort van straf hebben de godgeleerden pijn van gevoelen genoemd, omdat zij in het lichaam gevoeld wordt, evenals slagen, geseling en andere erge folteringen ; zonder twijfel is de smart die door het vuur veroorzaakt wordt de pijnlijkste van allen.
En vermits hier nog bijkomt dat dit lijden eeuwig zal duren, is het duidelijk dat de straf der verdoemden alle kwellingen in zich besluit. Dit wordt ons nog beter aangetoond door de laatste woorden van het vonnis : “… dat bereid is voor de duivel en zijn engelen„.
Het is eigen aan de mens dat hij alle kwalen gemakkelijker verdraagt, als hij een deelgenoot in het lijden heeft die hem enige verlichting brengt door zijn voorzichtigheid en zijn goedheid : hoe ellendig zullen dan de verdoemden zijn, die in hun uiterste kwelling nooit zullen bevrijd worden van het gezelschap der boosaardige duivelen ! Toch zal dit vonnis van onze Zaligmaker tegen de bozen zeer rechtvaardig zijn, omdat zij alle werken van ware liefde verwaarloosd hebben : zij gaven geen spijs of drank aan wie honger of dorst had, de vreemdeling hebben zij niet geherbergd en de naakte niet gekleed, de gevangene en de zieke hebben zij niet bezocht.
Het is nodig dikwijls over het oordeel te spreken aan de gelovigen. #
Deze waarheden moeten de pastoors dikwijls aan de gelovigen voorhouden. Als we dit artikel met vast geloof aanvaarden, heeft het een grote kracht om onze boze hartstochten te bedwingen en ons van de zonde af te trekken. Daarom wordt in het boek Ecclesiasticus gezegd: “Wees in al uw werken uw uitersten indachtig, en in eeuwigheid zult ge niet zondigen„ 18. Al is men nog zo sterk tot het kwaad geneigd, toch zal men allicht tot het betrachten van de deugd teruggebracht worden door de gedachte dat men bij de allerrechtvaardigste Rechter zal rekenschap te geven hebben, niet alleen over daden en woorden, maar zelfs over de verborgenste gedachten, en dat men de straf zal ontvangen die men erdoor verdiend heeft. En de rechtvaardige zal noodzakelijk aangemoedigd worden om beter en beter de deugd te beoefenen, en zal vervuld worden met de hoogste vreugde, al leeft hij ook in armoede, oneer en lijden, als hij zijn gedachten laat gaan naar de dag waarop hij, na de strijd van dit ellendig leven, in het bijzijn van alle mensen, als overwinnaar zal erkend worden, en in het hemels vaderland met goddelijke en eeuwige eer zal overladen worden.
De pastoors moeten dus de gelovigen aanzetten tot een leven van volmaaktheid en tot het beoefenen der godsvrucht, opdat ze met grote gerustheid van gemoed de nakende grote dag van de Heer kunnen verwachten en zelfs, gelijk het voor kinderen van God betaamt, naar die dag met groot verlangen kunnen uitzien.
-
I Thess. V, 2. ↩︎
-
Matth. XXIV, 36. ↩︎
-
II Cor. V, 10. ↩︎
-
Tit. II, 13. ↩︎
-
Ps. LXXII, 2, 3. ↩︎
-
Ps. LXXII, 12-14. ↩︎
-
Job. XXII, 14. ↩︎
-
Act. I, 11. ↩︎
-
Jo. V, 26, 27. ↩︎
-
Act. X, 42. ↩︎
-
Matth. XXIV, 14. ↩︎
-
II Thess. II, 3. ↩︎
-
Dan. VII, 9. ↩︎
-
Matth. XXIV, 30, Marc, XIII, 26. ↩︎
-
II Thess. II, 11. ↩︎
-
Matth. XXV, 34. ↩︎
-
Matth. XXV, 41. ↩︎
-
Eccli. VII, 4o. ↩︎